190 en daarna mag hét geschrift door den archivaris worden gewaarmerkt. Ditzelfde geldt natuurlijk ook voor perkament. Reeds bij de algemeene instructie der ambtenaren belast met het buitengewoon zegelvastgesteld door den Minister van Financiën den 30 December 1843 (Bijv. Stbl. no. 833) werd het navolgende bepaald: „Nadat de ontvangers het ter stempeling aangeboden papier geteld hebben, berekenen en ontvangen zij de verschuldigde ïegten, waarvan het bedrag wordt geboekt in het register no. 2, met aanduiding van de bestemming het getal en de grootte der ter stempeling aangeboden bladenalsmede in groote letters de namen en woonplaatsen der aanbieders," Ten einde het door hen aan te houden register behoorlijk te kunnen invullen, houden zij rekening met de gedrukte formulieren of het geschrift op het papier of perkament gesteld. Zij moeten dit niet doen om het publiek te controleeren, maar om zelf gecontroleerd te kunnen worden, met het oog op de door hen verantwoorde ontvangsten. Tevens houden zij in het belang van verschillende ambtenaren ook rekening met de kwaliteit van den persoon, die het geschrift moet waarmerken. Deden zij dit niet, dan zouden zij aanleiding geven tot het plegen van overtredingen, Niet alleen zou de archivaris beboet kunnen worden want deze ambtenaar mag, ingevolge art. 12 in verband met art. 13, geeno onderteekende afschriften of uittreksels afgeven van burgerlijke-, gerechtelijke-, buitengerechtelijke en administratieve akten en andere geschriften, wanneer die afschriften of uittreksels op een kleiner zegel dan 0.50 (hoofdsom) zijn gesteld, maar het door den archivaris afgegeven afschrift of uittreksel zal in vele gevallen onbruikbaar zijn, aangezien het verboden is le. aan rechters, scheidsmannen, departementen van algemeen bestuur, besturen van provinciën, gemeenten of andere openbare collegiën, gestichten of instellingen, hoe ook genaamd, om vonnis te wijzen, recht te doen, te besluiten of handteekeningen te legali- seeren op eenig stuk, dat niet van behoorlijk zegel 2) volgens de wet is voorzien, ten ware het uitdrukkelijk van het recht is vrij gesteld. (art. 8, al. 1.) 2e. Aan rechters, scheidsmannen, deskundigen, notarissen, procureurs, deurwaarders, griffiers van rechterlijke collegiën, griffiers van pro. vinciale staten, secretarissen-generaal, griffiers en secretarissen van ministerieële departementen of collegiën van algemeen bestuur, j lk. cursiveer. 2) Te dezer plaatse heeft de wetgever op zoodanig stuk het oog, dat niet op het zegel is gesteld, hetwelk naar den aard van hetzelve volgens deze wet had behooren gebruikt te worden. (Cire. Min. v. Fin., betr. de toepassing der Zegelwet, d.d. 25 Maart 1844 afd. Reg. no. 710 10; Bijv. St.bl. no. 100.) 191 van gemeentebesturen, van hooge- en andere heemraadschappen, dijk- en polderbesturen, wateringen en waterschappen en aan andere ambtenaren, bevoegd om akten te verlijden of exploiten te doen, krachtens of tengevolge van eenig stuk, hetwelk niet van be hoorlijk zegel is voorzien, ten ware hetzelve uitdrukkelijk van het recht is vrijgesteld eenige akte op te maken, hetzelve aan hunne minuten vast te hechten, hetzelve ten behoeve van den houder in hunne akte te vermelden of daarop handteekeningen te legaliseeren, (art. 8, al. 2.) Wordt alzoo naar het oordeel van een ambtenaar van het zegel een te laag zegel op het beschrevene papier of perkament verlangd, ten gevolge waarvan a. de archivaris zal kunnen worden beboet b. het afschrift of uittreksel niet door andere ambtenaren zal kunnen worden gebruikt, zonder zich aan eene overtreding der wet schuldig te maken dan is het in het belang van den archivaris èn van den persoon, aan wien of te wiens behoeve het afschrift of uittreksel wordt afgegeven, wanneer op het papier of perkament een zegel van 0.50 (hoofdsom) wordt gesteld, mits het papier of perkament niet grooter is dan 0.1288 M2. Ingeval het papier of perkament eene grootere oppervlakte heeft moet het zegel van ƒ0.75 (hoofdsom) worden gebezigd en bij eene grootere oppervlakte dan 0.1932 M2., dat van ƒ1 (hoofdsom). Geen ambtenaar of bestuurder van eenig collegie, in art. 8 genoemd, zal beboet willen worden en daarom, alvorens van het afschrift of uit treksel gebruik te maken, vorderen, dat op het papier of perkament, waarop het geschrift gesteld is, een zegel van minstens 0.50 (hoofdsom) worde geplaatst, omdat de afschriften of uittreksels door de archivarissen af te geven niet behooren onder de geschriften waarvoor volgens art. 13 een lager zegel mag worden gebezigd. Daarvan zal het gevolg zijn, dat het zegel moet worden verhoogd, terwijl het verschil tusschen het bedrag van het gebruikte zegel en dat van het later daarop geplaatste door den archivaris zal moeten worden voldaan, benevens de boete wegens het gebruik van een te laag zegel verschuldigd. Ten slotte deel ik nog mede, dat het niet raadzaam is om de ge schriften van eene gestempelde naamteekening te voorzien, vooral met het oog op het vonnis der arrondissements-rechtbank te Breda d.d. 27 December 1887bevestigd bij arrest van het Gerechtshof te 's Hertogen- bosch d.d. 11 December 1888 (W. v. h. R. no. 5757), waaruit blijkt,

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 24