182 de beroemde Charta charitatis Tan die orde, goedgekeurd door paus Calixtu8 II den 23en Dec. 1119; hier weer het gebod, dat de genoemde boeken volkomen met die van het moederklooster Citeaux moeten over eenstemmen („Omnes libros ad horas diurnas et nocturnas, et ad missas necessarios, secundum formam librorum Novi Monasterii (id est Citeaux) possideant"). Het is duidelijk, dat de orde tot die zoozeer gewenschte eenheid kwalijk zou kunnen geraken, als er niet een soort van modelboek gemaakt werd, naar hetwelk alle nieuwe exemplaren gecopiëerd konden worden. Gelukkig zijn wij nog in het bezit van dit oorspronkelijke modelboek. Ha vele omzwervingen is het eindelijk terecht gekomen in de Bibliothèque municipale te Dijon M. No. 82.2) Het is een HS. op perkament, hoog 48 cm. en breed 32 cm., gebonden in een houten band met wit kalfsleer overtrokken. 4 vel vormen een kwaternieder blad is gelijnd met bleek bruine inkt; fol. 2 recto 130 zijn in twee kolommen en de overige van daar af tot aan het einde in 3 kolommen geschreven. De geleerde Bibliothecaris der stad Dijon, M. Philippe Guignard, be schrijft het schrift als volgt:5) „L'écriture est une minuscule de la seconde moitié du Xlle siècle, d' une régularité et d' une perfection admirables. Les titres et les rubriques sont en rouge, et les majuscules, alternativement de couleur brune, bleue, rouge et verte, a teinte plate, sont relevóes d' ornements, tantöt simples mais tres élégants, tantót plus richement traitées au moyen de blancs ménagés ou quelquefois de petits points blancs appliqués sur le fond". Op fol. Derao vinden wij een frontispice hoog 36.7 cm. en 24 cm. breed, dat èn wat betreft de gelukkige proportie van de omlijsting, de sierlijkheid van de letters, èn de geschikte combinatie van kleuren aan spraak mag maken op den naam van een waar kunstwerk. Maar voor ons is op het oogenblik van veel grootere waarde het omschrift, dat luidt: „In hoe volumine continentur libri ad divinum officium pertinentes, quos utique non decet in ordine nostro diversos haberi. Sunt autem in unum corpus ea maxime ratione redacti, ut presens liber sit exemplar invariabile ad conservandam uniformitatem et corrigendam in aliis diversitatem." Blijkens dit omschrift is dus dit boek het modelboek voor de Cister- cienserorde gewordenrest de vraaghebben zich de kloosterlingen aan dit voorbeeld gehouden, hebben ze het bovengenoemde, in hunne statuten opgenomen gebod opgevolgd Antwoord hierop geven ons de goed ge- J) Idem, p. 79 v. v. 2) Idem l.e. Vergl. ook: Zeitschrift fiir Katholische Theologie (1883) p. 711 vv. 3) Guignabd, Les Monuments, p. VI. 183 conserveerde manuscripten uit de rijke bibliotheken der Cistercienser- kloosters AlcobaQa, Citeaux, Clairvaux, Dunes, respectievelijk bewaard in de boekerijen te Lissabon, Dijon, Montpellier, Troyes en Brugge, die duidelijk aantoonen, dat althans voor de eerste drie eeuwen de orde van dit gebruik niet is afgeweken. Dit wat betreft de handschriften. Dat ook voor de oorkonden, uit Cistersiencerkloosters afkomstig, die zelfde schriftverwantschap kan worden aangenomen, heeft Dr. Posse te Dresden, wat betreft de talrijke vroegere kloosters van het koninkrijk Saksen, onafhankelijk van bovengenoemde wetenschap het gebod tot en de aanwezigheid van een modeltype reeds vroeger aangetoond in zijn werk: „Die Lehre von den Privaturkunden", J) Is dit alles ook voor de studie der Nederlandsche palaeographie van beteekenis? Wanneer wij nagaan de snelle verbreiding der Cistercienser- orde over geheel Europa, zal het ons niet verwonderen, dat we ook in Nederland en al vóór 1150 een kloosterstichting dier orde kunnen con- stateeren, ik bedoel de beroemde abdij Klaarkamp bij Dokkum, de 392ste stichting uit Citeaux, zelve weer het moederhuis van talrijke dochter stichtingen in de hedendaagsche provinciën Friesland, Groningen en Oost- Friesland 2) waar als zoodanig in 1192 de abdij Bloemkamp bij Bols ward en in hetzelfde jaar de abdij Aduard bij Groningen ontstonden. Uit dit laatste kwam tusschen 1216 en 1242 weer voort de abdij Schola-Dei bij Aurich, in 1228 het klooster Meerhuizen ook in Oost-Friesland, het klooster Jesse in 1216, Assen in 1258, Trimunt in 1305 enz. enz. In elk der genoemde jaren werd dus hier te lande elk der genoemde kloosters een centrum van schrift volgens de school van Citeaux. Voor de orde der Cisterciensers ging ik een en ander uitvoerig na; kortelijk zij hier slechts aangestipt, dat ook voor enkele andere klooster órden een eigen uniform schrift, hetzij naar het voorbeeld van het boven bedoelde, maar dan toch met steeds wederkeerende en daardoor karak teristieke eigenaardigheden, hetzij los van dit voorbeeld, heeft bestaan. Nog is voorhanden de beroemde origineele codex van de gezamenlijke liturgie van de Dominikaners 3), die door den ordegeneraal Humbert gere digeerd en in 1256 voleindigd, zich eens als modelboek in het klooster St. Jacques te Parijs bevond, om gecopiëerd te worden voor de verschil lende ordeprovinciën. Wat de Karthuizers betreft, zijn we in bijna dezelfde gelukkige om standigheden; hun modelboek kennen we wel is waar tot heden niet, 2) Posse, O., Die Lehre von den Privaturkunden. Leipzig 1887. 2) Vergl., Schoengen, M., Akten en Bescheiden betreffende de Cistercienser abdij Bloemkamp of Oldeklooster bij Bolsward, in Archief voor de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, XXIX deel p. 129 en de aldaar aangehaalde literatuur. 8) Denifle, H., Kritische llemerkungen zur Gersen-Kempisfrage, in Zeitschritt fiir Katholische Theologie, 7ter Jahrg. (1883), p. 711.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 20