180
der geschiedenis in het algemeen. Hoe nauw toch het verband is tusschen
de kennis van het oude schrift en de juiste waardeering der diplomata
moge, behalve uit het vroeger reeds gezegde, nog blijken uit het volgende
staaltje.
Het is een bekend en algemeen aangenomen feit, dat verreweg het
grootste deel van de privaatoorkonden van de vroegere middeleeuwen
uit eigen ervaring kan ik constateeren dat dit hier te lande in de 15^e
en 16^ eeuw nog in kloosters het geval was niet door den uitvaar-
diger, maar door den ontvanger van de oorkonde opgesteld, geschreven
en gedateerd is. Gevolg van deze wetenschap is, dat de geschiedvorscher
tot juiste waardeering van de oorkonde in staat zal moeten zijn de af
komst van het schrift te bepalendan pas zal hij het stuk, ook als alle
aanwijzing van bestemming daarin gemist wordt, toch op zijn plaats weten
te brengen; dan alleen zal hij bij gemis aan eenig gegeven omtrent den
gevolgden stijl bij de dateering, toch tot de juiste dagteekening kunnen
komen. Bovendien zal de beantwoording van de vraag naar de al of
niet echtheid van een oorkonde steeds, althans gedeeltelijk, op schrift
vergelijking moeten berusten, zoodat zonder grondige kennis van de
palaeographie in al hare onderdeelen, geen afdoende kritiek der oorkonde
mogelijk is.
Op den laatsten Duitschen Philologentag werd de stelling verdedigd
dat dan pas de palaeographie volkomen tot haar recht komt, wanneer
gelet wordt op de plaats, door haar in te nemen in de geschiedenis der
beschaving, het verband waarin zij tot deze stond.
Reeds haar naam a r s scribendi, schrijfk u n s t, wijst haar een plaats
aan op het gebied der kuituurgeschiedenis; schrijven is in de middel
eeuwen in vele gevallen teekenen. Zijn niet de miniaturen, waarvan de
kennis (dit tusschen haakjes) ook alweer voor de tijdsbepaling der stukken
zoo nuttig is, zijn niet de miniaturen als hoogste en volmaaktste uiting
van de schrijf-teekenkuust eigen objecten van kunstbeschouwing geworden,
aan welke wel niemand haar plaats als aanwijsters van den toestand der
beschaving in een bepaald tijdvak zal willen betwisten
Het principe 2) ook, waarvan de palaeographie uitgaat, heeft zij met de
archaeologie, de kunst- en kuituurgeschiedenis gemeen, die allen, uit
gaande van een bepaalde versiering, een lijn, een vorm, een of ander
technisch kenmerk, een plattegrond, een zeker motief of plan, concludeeren
tot de afkomst van een bepaalden kunstenaar, uit een bepaalde kunst-
1) 47e. Versammlung deutscher Philologen und Schulmanner, Halle 7—10 Octo
ber 1903. Zie het Verslag in no. 75 van de: Deutsche Litteraturzeitung.
2) Vergl, hieroverMunier, M., Die Palaographie als Wissenschaft und die
Inschriften des Mainzer Museums. Separat-Abdruck aus dem Programm des Gr.
Gymnasiums zu Mainz 1883.
181
school of periode, van een bepaald volk. Hoewel dit nu in vele gevallen
met groote zekerheid gebeurt, vinden we toch naast eenheid van gevolg
trekking hier, elders een veelheid van wel is waar vernuftige veronder
stellingen, maar die des ondanks hypothesen blijven. Ook dit is een zaak,
gemeen aan de palaeographie en de kuituurgeschiedenis. Langs den weg
van vergelijking en combinatie is men dus op het gebied van het schrift
wezen gekomen tot het constateeren van de aanwezigheid van nationale
schriften en verschillende schriftscholen. Positieve zekerheid hebben wij
daaromtrent tot aan de 13de eeuw, maar voor lateren tijd wordt het
bestaan van zulke scholen zelfs door bevoegde autoriteiten in twijfel ge
trokken. En toch zou het, juist voor dien tijd, waarin zooveel meer
dan in een vroegeren geschreven werd, van groot belang zijn in dezen
zekerheid te hebben. Hoeveel gemakkelijker zou het den onderzoeker,
archivaris en conservator van handschriften worden, aan een oorkonde of
handschrift haar juiste plaats aan te wijzen, zoo hij, door het constateeren
van haar afkomst uit een zekere school, haar alvast binnen een bepaalden
kring brengen kon. En nu meen ik na nauwgezet onderzoek te kunnen
vaststellen, dat ook in die jongere eeuwen zekere categorieën van menschen
de monnikenorden namelijk niet alleen naar een vasten typus
hebben geschreven, maar zelfs hebben moeten schrijven.
In de statuten n.l. van de orde der Cisterciensers,2) gesticht in het
laatst van de 11e eeuw, die volgens de algemeene opinie op het generale
kapittel van 1134 zijn vastgesteld, gebiedt 2, opdat een ondeelbare en
eeuwige eenheid tusschen de verschillende abdijen zou heerschen, den
regel van Sint Benedictus overal op dezelfde wijze te onderhouden, der
halve ook overal hetzelfde voedsel, dezelfde kleeding, gewoonten en zelfs
boeken voor den godsdienst bestemd, te gebruiken. („Idem libri quantum
duntaxat ad divinum officium pertinet.")
3 leert ons de boeken kennen, die bij den kerkdijken dienst, den
koordienst, gebruikt moesten worden. Ze zijn: het Missale, het Epistel-
boek, het Evangelienboek, het Collectaneum, het Graduale, Antiphonarium,
de regel van St. Benedictus, het Constitutieboek, de Psalter, Lectionarium,
het Kalendarium of Martyrologiumwederom wordt er de nadruk op ge
legd dat ze „ubique uniformiter habeantur".
12 verbiedt monniken naar eenig nieuw klooster te zenden, vóórdat
de gebouwen gereed zijn en het nieuwe klooster van de voorgeschreven
boeken voorzien is. („Duodecim monachi cum abbate tercio decimo ad
coenobia nova transmittantur: nee tarnen illue destinentur, donee locus
1 i b r i s, domibus et necessariis aptetur.") Dit alles wordt bevestigd door
J) Guignard, Ph., Les Monuments primitifs de la Régie Cistercienne publiés
d'aprés les manuscrits de l'abbaye de Citeaux. Dijon 1878, p. 250 vv.