178
het oude recht, ook voor den jurist, die zich als advocaat vestigt, is het toch
zeker niet van belang ontbloot, dat hij, waar zoo vaak in processen de
bewijsstukken gedeeltelijk van vroegere tijden zijn, zelf leere lezen, opdat
hij niet meer uitsluitend door het oog van den archivaris behoeve te zien.
En op de noodzakelijkheid van de kennis van oud schrift voor den
Mr in de Rechten, wien als gemeentesecretaris krachtens artikel 103
der Gemeentewet tevens het beheer van het archief is opgedragen, wees
reeds de heer Mijs, burgemeester van Middelharnis, in een schrijven,
dat hij den 4™ Augustus 1899 richtte tot het bestuur der Yereeniging
voor Gemeentebelangen. Hij wilde zelfs die kennis opgenomen zien
onder de examen-eischen, en alleen omdat in Nederland nog elke gelegen
heid ontbrak om zich haar eigen te maken, durfde het bestuur van
genoemde vereeniging niet tot dien maatregel over te gaan Ook in
een opstel, voorkomende in de laatste aflevering van het Nederlandsch
Archievenblad, werd aangetoond het onverantwoordelijke van het feit,
dat gemeentesecretarissen gehouden zijn afschriften van oude stukken te
authentiseeren, voor welker juistheid ze wegens met-kennis van het
schrift niet kunnen instaan.
Eindelijk zal de theoloog, krachtens zijn ambt bewaarder van archi
valia kan hij die lezen, de lust in zich voelen opkomen van den inhoud
kennis te nemen; en - immers 1'appétit vient en mangeant - vaneen
oppervlakkig doorsnuffelen zal mogelijk gezette studie een gevolg zijn een
degelijk historisch opstel, welkome bijdrage in een der kerkhistorische
tijdschriften, zal van uit de pastorie zijn weg vinden in de wereld
Ten slotte is ook nog dit voordeel van meer algemeenen, maar daarom
niet minder belangrijken aard ontegenzeggelijk verbonden aan de studie in
ruimeren kring van de Palaeographiewaardeering van oude documenten zal
gaandeweg doordringen tot een steeds grooter gedeelte van het Nederlandsche
volk. De student toch komt met velen in aanrakinghij spreekt over
dat waarin hij belang stelthij vraagt naar meer en bij menigeen zal
het besef levendig worden, dat datgene van waarde, van hooge waarde
is, wat alleen antwoord op dat vragen kan geven.
Maar wij hebben onze handleidingen tot zelfonderricht in de kennis
van het schrift, b.v. Arndt's Schrifttafeln zum Gebrauch bei Vorlesungen
und zum Selbstunterricht, Wattenbach, Anleitung zur Lateimschen Palaeo
graphie de werken van Prou, Thompson en Reusens, om maar eemge te
noemen', onze lexica van afkortingen alsWalther's Lexicon diplomaticum,
Chassant Dictionnaire des abbreviations latines et framjaises; Capelli,
Lexicon a'bbreviaturarum - is dan buitendien noodig een geregeld onderwijs
in de Palaeographie? Mag ik U met eene tegenvraag antwoordenWij
Dit schrijven is opgenomen in deMededeelingen van de Nederlandsche
Vereeniging voor Gemeentebelangen 1899 2e stuk, p. 8- 10.
179
hebben toch ook de werken van Servaas de Brdin, Thoussaint-Langen-
scheid enz., er op ingericht, om door zelfstudie door te dringen tot de
kennis van oude en moderne talenmaar wie uwer zal aan het gebruik
van een dezer methoden de voorkeur geven boven de opvoeding onder
geregelde leiding aan Gymnasia of Hoogere Burgerscholen? En buitendien:
zeker, de bovengenoemde handboeken en lexica zijn voortreffelijk in hun
soort, zóó zelfs, dat ze den vakman onmisbaar zijn, maar ze zijn niet voldoende
en allen, die in de Nederlandsche handschriften der latere middeleeuwen
ooit gewerkt hebben, weten bij ervaring, hoe dikwijls deze hulpmiddelen
hen juist in de moeilijkste gevallen in den steek laten. Daarenboven
hebben zij voor ons nog dit tegen: zij zijn allen min of meer exotische
planten, bij de studie van de Nederlandsche palaeographie niet zelden
verwarring stichtend. Ten overvloede zij hier nog gewezen op de uitspraak
van Prof. Ludwig Traube, hoogleeraar aan de universiteit te München,
over enkele der beste werken op dit gebied: s) „Was über die Abkürzungen
in der palaeographischen Litteratur sich findet ist brauchbar nur als
Materialsammlung, und nur in diesem Sinne haben auch die Lexika
ihren Werth. Selbst das Werk des vortrefflichen Walther ist voll Pehler.
Zunachst inuss man sich immer gegenwiirtig halten, dass er sich nur auf
Wolfenbüttler H8S. stiitzt. Die Form ist bei ihm tadellos: man kann
meist sofort sagen nach welcher H8. er den kleinen Kupferstich der be-
treffenden Kürzung hat fertigen lassen. Was er aber als Erklarung gibt,
darf so ohne weiteres nicht hingenommen werden. Und schon deshalb
fügt das eben erschienene gewiss sehr fleissige Werk von Adriano Capelli
sich selbst noch grosseren Schaden zu als durch die auch hier gewahlte
lexikalische Anordnung und Uberfülle. Capelli schöpft namlich in seinem
Dizzjonario aus den Originalen und den grossen Reproductionswerken
und gegen diesen Gebrauch der mechanisch hergestellten Bilder ist nichts
zu erinneren aber er schöpft auch wie seine Vorganger direkt aus
Walthers Buch, und ohne den Zusammenhang der von Walther ver-
zeichneten und aufgelösten Wörter zu kennen und perenniert nun seinerseits
die dortigen Fehler."
En nu de vraag wat moet richtsnoer, welke de leidende gedachte
zijn bij het onderwijs in de beoefening der palaeographie aan de univer
siteit? Tweeërlei zal uit den aard der zaak in het oog gehouden moeten
wordenèn de bedoeling technische vaardigheid bij te brengen in het
ontcijferen van oud schrift, het oplossen van afkortingen enz., èn het ver
band tusschen de geschiedenis van de ontwikkeling van het schrift en
die der beschaving en kunst; zoo eerst zal de palaeographie volkomen in
dienst gesteld worden van de diplomatiek en door haar van de beoefening
Palaeographische Anzeigen, inNeues Archiv der Geselisciiaft fiir iiltere
deutsche Geschichtskunde, 26 Bd. (1901) p. 212233.