174 kenmerk der historie, dat op de algemeene vergadering der leden van het Historisch Genootschap bovengenoemd, de vraag kon gedaan worden, of geschiedenis niet veel meer een methode alleen dan wel een zelfstan dige wetenschap is, of zij niet een eigen object van onderzoek mist. Zonder die vraag hier te willen oplossen, zij toch opgemerkt, dat uit deze vraag ten duidelijkste blijkt, hoezeer de historische manier van werken gemeengoed van althans vele wetenschappen is geworden. Daar nu geen andere hulpwetenschap meer dan de palaeographie, als van zelf voerende tot diplomatische kritiek, aanleiding geeft tot het zich wennen aan de historische methode van werken, kan ook hier die leer der oorkonden een uitstekend uitgangspunt zijn voor algemeene historische vorming. Nu de oplossing der vraag, boven reeds meer in het algemeen ge geven: is de beoefening der palaeographie en aanverwante vakken wen- schelijk, ja misschien noodzakelijk thuis behoorende aan de Universiteit? Een historicus, die deze vraag zou stellen, komt mij voor als iemand, die alleen een huis, volgens alle eischen van de architektuur ingericht, zou willen bouwen, en het daarbij in twijfel trekt, of hij ook de kennis van constructie, bouwstoffen, manier van bewerking enz. noodig heeft, eigen aan architekt, aannemer, timmerlieden en metselaars. En of voorlichting in dezen gewenscht is? Moge er ook al eens een enkele zijn, die als bij intuitie dit alles in zich vereenigt, Nederland kent er zulken, voor de meesten, die zich tot zulk een hoogte verheffen willen, zal een langere of kortere leertijd bij elk der genoemde, gewone mede werkers niet ongewenscht zijn. Dan zou ik mij, om tot een bevestigend antwoord op de bovenge stelde vraag naar de wenschelijkheid dezer studie te komen, kunnen be roepen op de herhaalde uitspraak van Nederlandsche autoriteiten, bij ver schillende gelegenheid gedaanherinnerd zij alleen aan de bovengenoemde rede van Prof. Bussemaker en het rekwest van het Historisch Genootschap dientengevolge aan den minister van Binnenlandsche Zaken gericht. Maar ook zonder die uitspraken zou twijfel aan die wenschelijkheid geenszins gewettigd zijn. Immersdank zij de systematische regeling der Nederlandsche rijksarchieven en van die der grootere gemeenten, dank zij niet minder de alom welbekende hulpvaardigheid, waarmede de weten schappelijke onderzoekers in die archieven worden ontvangen, stuit hier zelfs de beginner zelden op onoverkomelijke bezwaren. Maar, behalve die archieven bestaan er nog andere, waaronder van zeer groot belang, die helaas zonder eenig systeem geregeld of niet geregeld zijn, of wel waar de snel wisselende archivarissen ieder hun eigen systeem gevolgd 175 hebben, een hopelooze verwarring stichtende. Niet altijd dus zijn die „dienende Geister" bij de hand. In archieven van particulieren of ook van genootschappen zal dikwijls de wetenschappelijke onderzoeker zelf moeten schiften en ordenen, in één woord dat doen, wat een archivaris voor hem zou gedaan hebben, en dan pas ziet hij hoezeer hem daartoe de kennis ontbreekt, hoe hem de handen verkeerd staan, en menig kostbaar stuk valt den lateren bewerker van een zoogenaamd wetenschappelijk onderzocht archief in handen, een stuk dat goed begrepen, een heel ander licht zou werpen op het behandelde onderwerp. Maar hij las kwalijk en begreep verkeerd of nog erger, door gebrek aan schriftkennis wist hij het niet op zijn plaats te brengen, en schoof het, als voor zijn doel onbruikbaar, ter zijde. Meer dan iemand anders zal aan dergelijke rampspoeden de jonge doctorandus blootstaan bij de eerste schrede door hem te zetten op den weg van eigen weten schappelijk onderzoek. Den meesten archivarissen ontbreekt de tijd om te doceerenhun taak is het de bezoekers te helpenin hunne instructie staat niet, dat zij verplicht zijn, den bezoeker onderwijs te geven in het lezen van oud schrift. Den jongen student, die zonder de noodige voor kennis in een archief komt, wordt het werken een marteling, de lust ver gaat; en de archivaris, die zooveel hem mogelijk was, zich moeite gegeven heeft om den aankomenden jongen geleerde eenigszins op de hoogte te brengen en die zich ook verdere moeite voor hem zou willen getroosten, ziet hem moedeloos worden, het begonnen werk in den steek laten en tot gemakkelijker arbeid, d. w. z. tot zulken, waartoe hij weinig of geen studie van onuitgegeven bronnen noodig heeft, overgaan. Afgezien daarvan, dat zulk een handelwijze van niet zeer groote vormende kracht is, wat betreft het karakter van den patient, is ook de wetenschap er kwalijk meê gediend; het dilettantisme slechts krijgt er nieuwe groeikracht door. Naast deze direct-praktische, heeft de studie der palaeographie groote historisch-paedogische waardez ij leert correct waarnemen. Zij is als eene voortdurende gymastiek, zoowel voor het lichamelijke als voor het geestelijk oog; van eenvoudig zien komt men tot nauwkeurig en alzijdig beschouwen, van beschouwen tot oordeelen ook dit nog: geen ander voorwerp van studie leent er zich zóó toe, duidelijk te maken wat historische ontwikkeling is. Wat op het ruime veld van politieke en sociale geschiedenis, om het abstracte en samengestelde van het geheel, moeilijk is te overzien, is hier, waar wij met een eenvoudig concreet object te doen hebben, gemakkelijk in zijn ontwikkeling na te gaan. Zoo merken we op, hoe het runenschrift verdrongen wordt door het Vergl. het Verslag van de algemeene vergadering der leden van het Historisch Genootschap 1903, p. 47. Bernheim, E., Palaographische Glossen in Historische Vierteljahrschrift hgg, van Dr. G. Seeliger, lster Jahrgang 1899, p. 297312.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 16