172
oefeningen in de historische hulpwetenschappen aan de öroningsche hooge-
school in te voeren, in overweging te moeten nemen.
Het gevolg van deze beschouwingen was, dat Prof. Bussemaker in
September 1.1. mij vroeg, of ik, als goedkeuring daartoe van de regeering
kon verkregen worden, aan deze universiteit een cursus zou willen geven
in palaeographie, diplomatiek en verdere hulpwetenschappen der geschiedenis.
Ofschoon door het vertrouwen blijkens deze vraag in mij gesteld, niet
weinig vereerd, ofschoon door het besef zóó nuttig te kunnen zijn in
dienst der wetenschap, wel genegen aan de uitnoodiging van Prof. Busse
maker gehoor te geven, ben ik toch niet zonder aarzeling op het mij
gedane voorstel ingegaan, niet alleen (dit zou te egoïstisch zijn) omdat
ik dan mijn stillen verborgen maar juist daarom zoo bekoorlijken werkkring
gedeeltelijk voor een meer openlijken zou moeten prijsgeven. Er waren
meer gewichtige bezwaren. In de eerste plaats is het voor een nieuwe
ling zonder praktisch-paedagogische ervaring een huiveringwekkend idee
in zekeren zin zich te plaatsen naast een alleszins ervaren leeraar, een
man van grooten naam; maar dat ook is het bewustzijn, dat ik, wat
betreft deze vakken, hier de plaats kom innemen van hem, die in 1885
aan deze universiteit een dergelijken cursus heeft geopend en met waarlijk
benijdenswaardig succes gegeven, getuige de uitspraak omtrent dit college
van Prof. Blok door Prof. Paul Fredericq in zijn werkL'enseigement
supérieur de l'histoire. Eindelijk zal bij dit onderwijs het nationale element
natuurlijkerwijze op den voorgrond moeten treden, maar juist op dit
gebied ontbreekt in Nederland nagenoeg alle voorarbeid, waarop de docent
zou kunnen voortbouwen. Een handboek voor de Nederlandsche palaeo
graphie is wel is waar in wording, eveneens is ons een dergelijk werk
voor de Nederlandsche chronologie door in dezen ervaren mannen, van
veel voorstudie, in uitzicht gesteld maar zij zijn er nog niet en het veld
der Nederlandsche diplomatiek ligt nog geheel braak. 2)
Ondanks dit alles achtte Prof. Bussemaker het wenschelijk toch deze
eerste stap te doen in de goede richting, en de overtuiging, dat samen
werken in praktische oefeningen op het gebied van het Nederlandsche
oorkondenwezen minstens aanleiding kan worden tot grondiger en meer
volledige studie op dit terrein, deed mij besluiten aan Zijne Excellentie
verlof te vragen tot het geven, aan deze universiteit, van onderwijs in
de historische hulpwetenschappen.
Hulpwetenschappen der geschiedenis, in den meest uitgebreiden zin
Fredericq, P., L'enseignement snpe'rieur de l'histoire. Notes et impressions
de voyage. Allemagne, France, Ecosse, Angleterre, Hollande, Belgique. Gand et
Paris 1899, p. 193.
3) Zie o a. de: Notulen van de dertiende bijeenkomst der Rijks-archivarissen op
Dinsdag 21 October 1902 te 's Gravenhage.
173
zijn alle wetenschappen, die de methodische taak van deze helpen ver
vullen. En daar men moeilijk een tak van wetenschap zou kunnen
vinden, welks resultaten niet in het een of ander geval bij nasporingen
op historisch gebied van dienst zouden kunnen zijn, zou men op zijn
ruimst genomen alle wetenschappen, hulpwetenschappen der geschiedenis
kunnen noemen. Het ligt echter voor de hand, dat in ons geval van
hulpwetenschappen der historie in dien zin geen sprake kan zijn, daar
zelfs een oppervlakkige kennis er van tot de absolute onmogelijk
heden behoort. Maar onder al die wetenschappen zijn er, die vaker
dan andere dienst moeten doen, waarvan de kennis voor de be
oefening der geschiedenis onmisbaar is, moet behooren tot de uitrusting
van hen, die zich met vrucht op de geschiedvorsching willen toeleggen.
Sedert de 18de eeuw pleegt men, te recht of ten onrechte, dit
moet hier voorshands buiten beschouwing blijven, tot de laatste cate
gorie te rekenen de Palaeographie (kennis van het schrift), de Chronologie
(tijdrekenkunde), de Diplomatiek (oorkondenleer), de Sphragistiek (zegel
kunde), de Heraldiek (wapenkunde), de Genealogie (geslachtskunde), de
Numismatiek (de kennis der munten), de Metrologie (die der maten), de
Statistiek en de Geographie.
De beide laatste, geographie 2) en statistiek, hebben zich in den jongsten
tijd tot zelfstandige wetenschappen ontwikkeld en zich aan vele buiten-
landsche universiteiten en ook gedeeltelijk hier te lande speciale leerstoelen
veroverd. Maar ook de overige van de genoemde wetenschappen met
name de palaeographie en de diplomatiek hebben zich in de laatste twin
tig jaar zóó zeer ontwikkeld, dat ze reeds thans meer het karakter van
zelfstandige dan van hulpwetenschappen dragen, dat men haar aan ver
schillende buitenlandscbe hoogescholen om ze nog meer tot haar recht
te doen komen een afzonderlijken leerstoel heeft ingeruimd. Toch blijven
zij meer dan eenige andere den historicus eene onmisbare hulp bij elk
zaakkundig historisch onderzoek, bij het kritisch schiften der opgedolven
bouwstoffen. D i e bouwstoffen, de oorkonden, te kunnen lezen en be
grijpen zal toch wel voor ieder onderzoek een eerste vereischte zijn. De
palaeographie zal aldus ook hier het uitgangspunt moeten vormen, met
haar zullen wij ons in de eerste plaats hebben bezig te houden. Tegelijk
geeft hare beoefening aanleiding tot het indringen in de kennis der his
torische methode, immers naast of misschien zelfs voor de studie
dezer hulpwetenschappen is noodig voor vruchtbaar geschiedkundig onder
zoek de kennis dezer historische methode. Zoozeer is deze een eigen
ij Yergl. hierover: Bermeim, E., Lehrbuek der Historischen Methode und der
Geschichtsphilosophie, Leipzig 1903, p. 253 vv. en de daar aangehaalde literatuur.
2) Yergl. hierover Oberhummer, E., die Stelling der Geographie zu den Histo
rischen Wissenschaften. Antrittsvorlesung gehalten bei Uebernahme der Historisch-
geographischen Lehrkanzel an der Universitat Wien. Wien 1904.