170 zij bij de meergemelde wet wordt opgeheven of deze haar anders vaststelt, dan wel een andere regeling uitdrukkelijk verklaart te willenbehoeft geen betoog. Iets anders is het geval met de tweede alinea van het voorstel de Stuers. Het daarbij bedoelde ultimum remedium, waartoe dan ook eerst „bij gebleken voortdurende verwaarloozing", dus slechts in het uiterste geval zal mogen worden overgegaanmoet kunnen worden aangewend, om des vereischt onwilligen te dwingen, en den ondergang der archieven zeiven te kunnen voorkomen. En het schijnt inderdaad wenschelijk dit nu reeds in de wet uitdrukkelijk op te nementen einde te dien aan zien geen twijfel over te laten Hoewel het archief slechts „ter be waring" naar een rijksarchiefdepot zal worden overgebracht, en er dus van een overdracht van eigendom genomen meer in publiekrechte lijken zin trouwens geen sprake zal kunnen zijn, zoude het mogelijk zijn, dat met het oog op de staatsrechtelijke positie der gemeenten, bij gebreke van bedoeld wetsvoorschrift, zoodanig ingrijpen der rijksregeering met het gemeentelijk zelfbestuur onvereenigbaar werd geacht. Het woord „tijdelijk" schijnt hier aan bedenking onderhevig. Immers men zal kunnen vragen: moet bij de overbrenging reeds direct de duur waarvoor worden bepaald. De bedoeling zal wel zijn de mogelijkheid open te laten, dat waar het gemeentebestuur waarborgen geeft aan zijne verplichting in dezen te zullen voldoen, het archief weder kan worden teruggebracht. Het wil mij schijnen, dat daarvoor geen bijzonder voorschrift noodig is Dat bet zelfde gezag, hetwelk de overbrenging naar het rijksarchiefdepot „ter bewaring" kan gelasten, ook dien maatregel ongedaan kan maken door te bevelen dat het archief worde teruggebracht ter plaatse, waar het krachtens zijn ontstaan en met het oog op zijn bestemming behoort, volgt uit den aard der zaak. Resumeerende zoude ik aan het Bestuur in overweging willen geven aangenomen de opportuniteit van het in te zenden adres het voorstel aldus te formuleeren Art. 103, 2e lid der Gemeentewet (Wet van 29 Juni 1851, St.bl. no. 85) vervalt, en worden ingevoegd Art. 179 A fris: De zorg voor het archief der gemeente. Art. 1815/s: B. en W. kunnen aan den Raad voorstellen de benoeming van een afzonderlijken ambtenaar, die met het beheer der in het archiefdepöt over gebrachte stukken en bescheiden zal zijn belast. Het toezicht op de behoorlijke uitoefening der in art. 179A6ts aan B. en W. opgedragen zorg wordt door Gedeputeerde Staten, voor zooverre de in het gemeentelijk archiefdepöt overgebrachte stukken betreft de rijks- 171 archivarissen in de provinciën gehoord, uitgeoefend overeenkomstig de regelen door Ons vast te stellen. Bij gebleken voortdurende verwaarloozing dier zorg kan door Ons worden bepaald, Gedeputeerde Staten gehoord, dat het archief geheel of gedeelteljjk ter bewaring naar een nader aan te wijzen rijksarchief-depot worde overgebracht. Art. 205 l bisdie van de zorg voor het archief. Met verschuldigde hoogachting, Rotterdam 17 Maart 1904. SEERP GRATAMA. Het belang van de studie der palaeographie en andere hulpwetenschappen der geschiedenis. Rede, gehouden ter gelegenheid van de opening zijner lessen als privaat-docent aan de Rijks-Universiteit te Groningen, door Dr. M. Schoengen. Mijne Heeren ProfessorenLectorenDoctoren Studenten en Gij allen die door Uwe tegenwoor digheid blijk geeft van Uwe belangstelling Zeer geachte Hoorderessen en Hoorders! In de Algemeene vergadering der leden van het Historisch Genoot schap, gehouden te Utrecht op 14 April 1903, hield Prof. Btjssemaker eene rede over de opleiding der historici in Nederland. Zijn Hoogge leerde betoogde daarin, dat een der hoofdfouten in die opleiding was, gebrek aan praktische vorming voor de toekomstige beoefenaars der his torische wetenschappen. Maar als practisch man meende Prof. Busse- maker het niet bij theoretische beschouwingen alleen omtrent dit onder werp te moeten laten; niet te moeten afwachten eenvoudig het resultaat van het adres door het Historisch Genootschap aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken in dezen gezonden, 2) noch rustig te verbeiden wat ons de in uitzicht gestelde verandering der wet op het hooger onderwijs met het oog op deze leemte in de vorming der historici brengen zouhij was van oordeel, in het belang van zijne studenten nu reeds de mogelijkheid der uitvoering van zijn geliefkoosd plan, praktische 1) Verslag van de algemeene vergadering der leden van het Historisch Genoot schap, gehouden te Utrecht op 14 April 1903, Amsterdam 1903, p. 6. 2) Vergl. het Museum, 10e jaargang, no. 10 (Juli 1903), kolom 382—385.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 14