74 nomen voor een zorgvullig beheer harer archieven, schijnt echter Rijks- toezicht dringend noodig. Het Rijk is bevoegd hier tusschen beiden te komen op grond van verwaarloozing, zoowel van het algemeen belang als van het gemeentebelang. Met het beginsel van de autonomie der gemeenten zou zulke tusschenkomst ook niet in conflict komenimmers hier zou slechts sprake kunnen zijn van toezicht en van aanvullende maat regelen waar de gemeenten hare taak niet goed vervullenwellicht niet kunnen vervullen. De gemeenten hebben op hare archieven geen onbeperkt recht; toezicht, resp. hulp van het Rijk schijnt dus ten dezen alleszins gewet tigd. Voor dit toezicht schijnt het aangewezen orgaan het college van Gedepu teerde Staten, dat in het algemeen op de handelingen der gemeenten toezicht houdt. Doch ook aan Gedeputeerde Staten ontbreekt in den regel de noodige speciale kennis, om deze hun op te leggen taak op doeltreffende wijze te verrichten. Zal de nieuwe maatregel behoorlijk werkendan moet derhalve het college zich doen voorlichten door eenen deskundige, en daartoe is de Rijksarchivaris in de provincie de aangewezen persoon. Aan dezen ambtenaar zou dus de bevoegdheid, wellicht de verplichting behooren opgelegd te wordenom toe te zien op het beheer der gemeente archieven die niet meer noodig zijn voor de dagelijksche administratie der gemeenten, de verplichting om die archieven te inspecteeren en om bij verwaarloozing over de beste middelen tot verbetering van den toestand in overleg te treden met de gemeentebesturenen om zoo noodig daarover voorstellen te doen aan Gedeputeerde Statenaan wie de beslis sing zou behooren te verblijven. Adressanten zijn van meening, dat, terwijl de bijzonderheden dezer regeling wellicht door een Koninklijk Besluit zouden kunnen worden vastgesteldde wet zich zou moeten bepalen tot het vaststellen van algemeene regels. Als zoodanig zouden naar de bescheidene meening van adressanten in aanmerking kunnen komen de volgende bepalingen: De zorg voor het archief is meer bijzonder aan Burgemeester en Wethouders opgedragen, die aan den Raad kunnen voorstellen een afzonderlijken ambtenaar voor het oud-archief te benoemen. Het toezicht op de nakoming der voorafgaande bepaling wordt door Gedeputeerde Staten, voor zoo verre het oud archief betreft in overleg met de rijks- archivarissen in de provinciën, uitgeoefend over eenkomstig de regelen, door Ons vast te stelen. Adressanten veroorloven zich deze formuleering eener nieuwe regeling dezer aangelegenheid eerbiedig aan Uwer Exc.'s aandacht te onderwerpen. Zij vleien zich met de hoop, dat het Uwe Exc. zal behagen, wanneer te 75 eeniger tijd de herziening van een gedeelte of van eenige artikelen der Gemeentewet aan de orde mocht komente dier gelegenheid het initiatief te nemen om ook deze gewichtige zaak opnieuw te regelenen zoodoende te bewerkendat een betere toestand in het leven geroepen worde j voordat het bederf, ja het verlies van tallooze belangrijke gemeente archieven nog grootere verhoudingen zal hebben aangenomen, dan onder de tegenwoordige regeling reeds het geval is. 'tWelk doende enz. Het zegelrecht, verschuldigd van autentieke afschriften, afgegeven door archivarissen. Gelijk men weet, kent de Nederlandsche wet tweeërlei gezegeld papier dat van wege het rijk uitgegeven en ander papier of perka ment dat op verzoek dergenen, die er gebruik van willen maken, van rijkswege gestempeld is. Over het gebruik van het eerste soort papier handelen de artt. 11 13 der zegelwet, over dat van het tweede art. 14. Uit art. 11 blijkt, dat het rijk gezegeld papier in vijf verschil lende grootten uitgeeft; art. 12 geeft op, welke akten aan zegelrecht onderworpen zijn, en art. 13 bepaalt dan, dat voor alle aan zegelrecht onderworpen akten het gezegelde papier gebruikt moet worden van 1, /"0,75 of ƒ0.50, behalve voor bijzondere soorten van akten, waarvoor van kleinere zegels gebruik kan worden gemaakt. De afschriften, door archi varissen ambtshalve af te geven, vallen onder die uitzonderingen niet, en moeten derhalve geschreven worden op gezegeld papier van ten minste ƒ0,50 zonder de opcenten, dat is dus van ƒ0,75. Op de overtreding van dit artikel, door een ambtenaar in zijne betrekking begaan, is een boete gesteld van 25 (ƒ87.50). Intusschen laat het voorschrift van art. 13 nog eene algemeene uit zondering toe. „Alle acten en geschriften zoo begint het in het laatstvoorgaande artikel aangeduid d. w. z. aan zegelrecht onder worpen binnen dit rijk opgemaakt, moeten, behoudens de in het volgende artikel toegestane uitzonderingen, worden gesteld op bet gezegelde papier van wege het rijk uitgegeven." Blijkens dat volgende art. 14 dan heeft iedereen het recht zich van ander dan van wege het rijk uitgegeven papier te bedienen behalve alleen griffiers van den Hoogen raad, van hoven, rechtbanken of kantongerechten, notarissen, procureurs en deur waarders. Een archivaris heeft die bevoegdheid dus ook. „Bij het stem pelen zegt dan verder art. 14 van dat papier of perkement zal alleen de oppervlakte van hetzelve in aanmerking genomen worden."

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 6