130
op de rijksarchieven van 30 October 1903, trof mij o.a. het strenge
onderscheid, dat gemaakt is tusschen historische documenten en
akten van privaat belang. Voor gebruikmaking van de laatste is
noodig, dat men zich belanghebbende toont „en nom direct ou a
titre d heritier ou d ayant droit a en prendre connaissance". Verder
valt in het oogdat het aanvaarden van schenkingen niet aan den
archivaris maar aan den Raad is overgelaten. En als bijzonder
waakzaam kenmerkt zich het tweede lid van art. 14, dat luidt:
„Toute personne venant au dépot avec des livres, inanuscrits ou
pieces quelconquesetrangeres a ce dépot, devra les remettre a son
entree a 1 archiviste, a qui elle pourra les réclamer, soit en
sortantsoit dans le cours de son travail, si elle en a besoin."
Verder vindt men in deze aflevering een opstel van Alfred d' Hoop
over de oude archieven van de kapittelkerk van Leau, waarin hij
aantoont, hoe deze belangrijke archieven jarenlang onopgemerkt in
het Algemeen Rijksarchiefdepót te Brussel zjjn weggestopt geweest,
hoe zeer waarschijnlijk de oude archivaris Piot ze uit het oog heeft
verloren en het overige personeel van hunne aanwezigheid niet afwist,
en hoe ze eindelijk door een gelukkig toeval weer aan het licht zijn
gekomen. In de „Revue des Revues" wordt o.a. ook het Neder-
landsch Archievenblad ter sprake gebracht.
Th. Leuridan. Archives et Archivistes diocésains. (Tiré-a-part du
Bulletin de la societé d'Etudes de la Province de Cambrai.)
Onder dezen titel laat de archivaris van de diocese Kamerijk
in extenso het rapport drukken, dat hij in 1898 bij Mgr. Sonnois,
den aartsbisschop van Kamerijk, indiende. Het is een handleiding
voor het ordenen, beschrijven en bewaren van diocesale en parochiale
archieven. De gegeven voorschriften werden ten deele ontleend aan die
welke voor de departementale archieven gelden en zijnwel is waar
speciaal voor de diocese Kamerijk bestemd, doch kunnen ook gemak
kelijk voor andere diocesen pasklaar worden gemaakt.
De schrijver verdeelt zijn stof in drie hoofdstukken1. diocesale
archieven2. parochiale archieven en 3. geschiedenis van de diocese.
Tn de beide eerste hoofdstukken behandelt hij achtereenvolgens den
aard der stukken (splitsing in twee groepennamelijk stukken anté-
rieur aan 1790 of historische, en stukken postérieur aan 1790 of
administratieve), hun indeeling, hun inventaris en hun bewaring.
Naar aanleiding hiervan kan ik niet nalaten te zeggen, dat het mii
genoegen doet, in den heer Ouvelier zalk een warm voorstander van het
„Provenienz prinzip" te hebben ontdekt; voor de bereidwilligheid, waarmede
hy imj dienaangaande nader heeft ingelicht, ben ik hem zeer erkentelijk.
131
Als hoofdregel voor de wijze van indeelen geeft hij het volgende:
„II faut d'abord rassembler les documents par fonds, c'est-k-dire
former des collections de tous les titres provenant d'un corps, d'une
institution, d'un individu; puis disposer par ordre ces différents
fonds dans chaque fondsclasser les documents suivant les matières
et enfin coordonner ces matières, suivant les cas, d'après l'ordre
chronologiqueou topographiqueou alphabétique." Dan volgen
verscheiden voorschriften tot in bjjzonderheden uitgewerktdieeven-
eens gegeven worden voor de beste manier van inventariseeren en
bewaren der archieven. En ten slotte wordt in Hoofdstuk 3 de
taak van den archivaris als geschiedschrijver der diocese beschreven
volgens den heer Leuridan„la raison d'etre, le but et le résultat"
van zijne archivarische functiën.
Le bibliographe moderne. JanvierJuin 1903. Paris, Rue Gay
Lussac 38.
Hierin drukt de heer H. P. Delaborde den oudsten inventaris
af der registers van den „Trósor des Chartes". In een korte inlei
ding deelt hij eenige bijzonderheden mee. De lijst is geschreven op
een perkamentrol en opgesteld omstreeks 1350. Het jongste register
bevat akten van 1348. Ongelukkig is niet met zekerheid te zeggen
onder welken chartermeester (garde du Trésor) de lijst werd samen
gesteld. In Mei 1350 was Adam Boucher als zoodanig in functie
als zijn voorganger moet Jean de Coeuvres worden aangenomen. Ook
in deze lijst merkt men reeds de poging op om de registers te
groepeeren op dezelfde wijze als in latere eeuwen doorgaans is
aangenomen, namelijk om de eigenlijke kanselarij-registers te scheiden
van de overige (inventaires, cartulaires et volumes de tout genre réunis).
Bij verscheiden nummers van den inventaris zelf geeft de bewerker
belangrijke opmerkingen.
„Comment on déménage un dépot d'archives" is de titel van
het opstel, waarin de heer Alfr. Leroux, archivaris van het
departement „de la Haute-Vienne" zijn bevindingen meedeelt, die
hij heeft opgedaan bij het overbrengen van zijn archief en de daar
aan verbonden bibliotheek. Voor eiken archivaris, verhuizer-in-spe
zij dit artikel ten zeerste ter lezing aanbevolen.
In de rubriek „Chronique des archives" wordt op blz. 149 het
een en ander gezegd over den voortgang der uitgaven en gebruik
makingen van de Vaticaanscho archieven. Zoo heeft Caspar Wirz
in de „Quellen zur schweizer. Geschichte" Deel XXI (Bazel, 1902)
een serie van Bullen und Breven aus italienischen Archiven"
gepubliceerd, met een voorrede, die een algemeen overzicht geeft