60 weinig bijgedragen. Van dit centraalstation, dat sinds October 1899 bestaat, deelt Dr. Kötzschke inrichting en doel mee in drie hoofd stukken1. Die aüszeren Einrichtungen, 2. Die Verwaltungsaufgaben en 3. Die wissenschaftlichen Aufgaben. Onder de rubriek „Archivwesen" yindt men o.a. op bl. 113—114 het jaarverslag over 1901 van het „Groszherzoglich Ba- dische Generallandesarchiv" te Karlsruhe, het verslag van den Thü- ringer archiefdag van 11 Mei te Weimar, een overzicht van de „Inventare des Groszherzoglich Badischen Generallandesarchivs" I Band Karlsruhe 1901 en een inhoudsopgave van het werk van Dr. Tille „Uebersicht über den Inhalt der kleineren Archive der Rheinprovinz", op bl. 147 mededeelingen over het Hoofdarchief te Weimar en het Stadsarchief te Breslau, op bl. 209 over de stadsarchieven in de provincie Posen en op bl. 237 de jaarver slagen 1901/02 van het stedelijk archief te Maagdenburg en van dat te Aken. Rivista delle biblioteche e degli archive Anno XIII. Febbraio Dicembre 1902. Firenze-Roma. In het Februari-nummer van dit tijdschrift komt een zeer lezenswaardig artikel voor van den archivaris Dr. Ettore Verga over den tegenstand, dien Maria Theresia te overwinnen had bij de oprichting van het notarieel archief te Milaan in 1771. Die tegen stand kwam van de zijde der Milaneesche notarissen zelf. In een merkwaardig geschrift 2) zetten zij hunne bezwaren tegen het ver garen der notariëele bescheiden in één depót uiteen. In plaats van vervalsching en vervreemding te voorkomenzoo betoogden zij zou men deze door de veelheid der ambtenaren en bezoekers van het archief juist in de hand werken. Bij brand zouden door het bijeen brengen van alle archieven de gevolgen niet te overzien zijn. En dan de vijandelijke invallenHad de geschiedenis niet geleerdhoe Lezenswaardig schijnt mij deze opmerking van den recensent: „Nur über einen prinzipiellen Punkt möchte ich mir eine kritische Bemerkung gestatten. Die badischen Archivbestande sind, wie erwahnt, nach topographischen und physiographischen Rubriken geordnet, nicht nach dein Provenienzsystem, das die badische Archivverwaltung als den richtigeren Ordnungsgrundsatz anerkennt, das sie aber jetzt noch nachtriiglich durchzuführen nicht in der Lage ist. Das Provenienzprinzip ist aber nicht blosz ein Ordnungsprinzipes erheischt und bedingt eine korrekte Fassung der Aktentitel, insofern es schon durch diese die Prove- nienz eines Aktenstückes, d. h. die Behörde oder Person bei der es entstanden ist, angiebt und den Betreff scharf davon scheidet. Ich bin zweifelhaft, ob diese Unter- scheidung zwischen Ursprung uud Betreff im vorliegenden Inventare immer beachtet ist." 2) Het bevindt zich in het gemeente-archief van Milaan en is gedateerd 1 Febr. 177 J. 6i goed de vijand zich bewust was van het nadeel, dat hij den over wonnene door vernietiging zijner archieven kon berokkenen en hoeveel munt er uit deze bedreiging was te slaan? Was het dan niet onverantwoordeljjk om de uitvoering er van zoozeer te verge makkelijken? Bovendien zou door de opeenhooping de wanorde in de akten zoo groot wordendat eerst de ver verwijderde nakomelingen de voldoening zouden smaken om ze goed geregeld en bruikbaar te zien. Bij al deze argumenten voegde zich nog een van financiëelen aard. Volgens het Milaneesche stadsrecht namelijk moesten bij den dood van een notaris zijne minuten overgaan op een verwanten ambtgenoot of op een anderen aangewezen notaris of ook op den universeelen erfgenaamal naar gelang de erflater dit bepaald had. Zoodoende waren de notarissen of hunne erfgenamen in het bezit gekomen van vele kleine notariëele archievendie met het oog op de gevraagde extracten en afschriften een aardig stuivertje konden afwerpen. Met het overbrengen der archieven naar één algemeen depót zouden de vroegere eigenaars tevens van deze inkomsten verstoken zijn. Veel beter dan dit centralisatieplan was dan nog het Piemonteesche systeemdat de notarissen verplichtte al hunne akten te laten registreerendoch hen in het ongestoord bezit liet van de protocollen zelf, terwijl geen enkele van de geregistreerde akten publiek gemaakt mocht wordentenzij het origineel niet te vinden was. En als laatste en waarschijnlijk sterkste argument, den tijd in aanmerking genomenwezen de notarissen op het ongerief en de onkostendie men door het verzamelen van alle akten van het uitgestrekte hertogdom op ééne plaats den belanghebbenden zou berokkenen. Maar hunne pogingen waren vruchteloos. Maria Theresia dreef haar besluit door. Alle notariëele archieven werden overgebracht naar het algemeen depót te Milaan. En deze instelling bleef besten digd. Toen de Fransche wet op het notariaat van 25 Febr. 1806 in Italië werd ingevoerd, schrapte men artikel 54 over de bewaring van notariëele aktendat nog Middeleeuwsch getint wasen zette daarvoor in het Italiaansche reglement van 17 Juni 1806 een ander artikel in de plaatsdat in overeenstemming was met de beschikking van Maria Theresia. In Frankrijk zelf echter, „nel paese classico delle riforme', kon een dergelijke maatregel geen ingang vinden. In 1855 hing Bordier een droevig tafereel op van de Fransche notariëele akten, weggestopt als ze waren in kelders en op zolders, en nog in 1876 kon Mas Latrie deze instelling van Maria Theresiadie reeds meer dan een eeuw in Milaan bestond

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 35