58 Le Bibliographe moderne. SeptembreDecembre 1902. Paris, Rue Gay-Lussac 38. Hierin zet A. Roserot zijn uitgave voort van den inventaris der koninklijke akten, die berusten in de archieven van „La Haute Marne" (zie Nedl. Archievenblad 1902/03 bl. 133). Dit gedeelte bevat de nummers 155 -338, die loopen over de jaren 1381 1514. Yerder geeft Henri Stein een overzicht van hetgeen er op de Tentoonstelling van 1900 te Parijs voor merkwaardigs te zien was op het gebied van boeken, archieven, bibliotheken en bibliographie Hij ■noemt verscheiden archiefstukken op uit de collectiën, die door de Pre fectuur van de Seine, de Prefectuur van politie te Parijs en het Hoofd bestuur der openbare weldadigheid te Parijs uit hunne archieven ter bezichtiging waren afgestaan. Onder de eerste verzameling komt o.a. een charter voor van 1112, waarin de aartsbisschop van Sens aan den abt van Saint-Denis rechten verleent op de kerk te Baulne onder de laatste zijn vooral van belang het eerste register van de serie rekeningen van het Godshuis 1364, het eerste deel van de cartularia dier instelling en het eerste register van de notulen, beide van de 15de eeuw. Als curiosum vermeldt Stein een archie venkoffer van oud koper, die te zien was op de retrospective tentoonstelling van het Toilet. Het nieuwe reglement op de Italiaansche Rijksarchieven, vast gesteld bij Koninklijk Besluit van 9 Sept. 1902, wordt op bl. 409 vlg., voor zoover de hoofdzaken betreft, besproken door Eug. Casanova. Tot nu toe waren de Koninklijke en Ministeriëele Besluiten van 18741876 van kracht; de later gevolgde aanvullingen hadden bijna uitsluitend verbetering van de positie der ambtenaren ten doel. Het streven van de samenstellers van het nieuwe reglement was gericht op het tot stand brengen van één wet en één administratie voor alle archieven (oude en nieuwe). Maar ze zijn niet in alle opzichten geslaagd. Door den tegenstand van de betrokken admi- nistratiën kon b.v. het plan om de notariëele archieven in de Rijks depóts over te brengen, niet ten uitvoer worden gebracht. Toch is het reglement een flinke stap in de goede richting. Zoo werden de verwaarloosde zoogenaamde provinciale archieven in het Napelsche en op Sicilië tot Rijkseigendom verklaard. Ook de archieven der gesupprimeerde geestelijke instellingen werden op weinige uitzonde ringen na in de Rijksdepots overgebracht. Om de archiefbezitters (vooral de gemeenten) tot meerdere zorg voor hunne archieven te noodzaken, bepaalt art. 69 dat de provinciën, gemeenten en zedelijke instellingen hare dokumenten moeten inventariseeren en een copie van den inventaris deponeeren in een der Rijksdepóts. Bij in- 59 gebrekeblijving zullen de archieven op kosten van den bezitter van Staatswege geordend worden. Ten einde het deponeeren van archieven in de Rijksdepóts in de hand te werken, zal het aantal van deze worden uitgebreid, op voorwaarde evenwel van flnanciëelen steun van den kant der plaatselijke besturen. Yerder moeten alle Rijksadministratiën hare jongere bescheiden om de tien jaar deponeeren in het Rijksdepot der provincieis daar nog geen depót gevestigd, dan moeten zij een inventaris inleveren. De bepalingen omtrent het verkoopen van tot een Rijksarchief be- hoorende, verdwaald geraakte archiefstukken door particulieren zijn verscherpt. Art. 64 schrijft voor, dat archiefstukken, die zich be vinden in bibliotheken, musea en andere Rijksinstellingen, naar de arcbiefdepóts moeten worden overgebracht, terwijl deze op hun beurt moeten afstaan, wat er niet thuis boort. Naast de reeds bestaande commissie voor de archieven en uit haar midden gekozen, is een nieuw permanent comité opgericht, dat de dringende zaken moet afdoen en alles regelt, wat het personeel betreft. Het nieuwe re glement, zoo besluit Casanova, is in overeenstemming met de moderne denkbeelden omtrent het archiefwezen en tegemoetkomend aan de nasporingen van geleerden en belanghebbende particulieren. Korrespondenzblatt des Gesammtyereins der deutschen Ge- SCH1CHTS- und Alterthumsyereine. 50ster Jahrg. Nrs 6 12. Van den derden Duitschen archiefdag, den 22 Sept. j.l. te Dusseldorp gehouden, wordt in dit tijdschrift, bl. 177 202 een uit voerig verslag gegeven. De uitgesproken verhandelingen worden in extenso meegedeeld. Het zijn die van Prof. Dr. Heydenreich over „Stadtische Archivbauten", van Baurath Bongard over den „Bau des Düsseldorfer Staatsarchivs" (welk archief ook bezichtigd en door alle aanwezigen als voortreffelijk geroemd werd) van Dr. Bailleu over „Das Provenienzprinzip und dessen Anwendung im Berliner Geheimen Staatsarchive" en van Dr. Sello over „Das Zapon in der Archivpraxis". Ook wordt een lijst van de namen der deelnemers gegeven. Het centraalstation voor „Grundkarten" te Leipzig wordt be sproken door Dr. Kötzschke bl. 125 134. De groote voorstander van deze schetskaarten, Prof. Thudichum, had reeds lang het denk beeld van zulk een middelpunt uitgesproken en op de bijeenkomst van de leden „des Gesammtvereins der deutschen Geschichts- und Al- terthumsvereine" te Munster in den herfst van 1898 werd tot de oprichting te Leipzig besloten. De Saksische Regeering en de Uni versiteit te Leipzig hebben tot de verwezenlijking van het plan niet

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 34