56 dit tijdschrift, omdat De. Mitzschke is ,,une illustration de la science sténographique Allemande". Zijn portret en een lijst van zijn voornaamste werken zijn er aan toegevoegd. Bibliothèqde de l' ÈCOLE DES CHARTES. LXIII. Livr. 1—6. Paris Alphonse Picard et fils, 1902—1903. Op de eerste bladzijden geeft H. Omont een zincographische reproductie van een woordenboek van Latijnsche afkortingen, dat in 1534 te Brescia werd uitgegeven. Zooals men weetbestaan er dergelijke woordenboeken reeds van den Romeinschen tijd af. Het meest bekende, dat van Valerius Probus, is meermalen gedrukt, het laatst, met een aantal gelijk soortige compilaties, door Th. Mommsen in deel IV van de „Gram matici latini" van H. Keil. Maar deze hadden alle betrekking op oude inscripties of op rechtsteksten. Voor andere Latijnsche hand schriften schijnt men eerst in het laatst van de 14de en vooral in de 15(le eeuw de behoefte aan lijsten van afkortingen gevoeld te hebben. Van de toen verschenene is vooral bekend geworden het boekje, dat onder den titel „Modus legendi abbreviaturas in utroque jure" in de tweede helft van de 15^ eeuw, de geheele 16'<= door en iD het begin van de 17de tallooze malen herdrukt is. Doch ook deze woordenlijsten haddendaar zij bijna uitsluitend dienden voor het verklaren van rechterlijke geschriften, een zuiver juridisch karakter. In navolging evenwel van deze begon men alras „dans un but purement paléographique et a 1' usage des lecteurs novices" met het samenstellen van werkelijke woordenboeken van Latijnsche afkortingen, voorloopers van het „Lexicon diplomaticum" van Walther, van de „Dictionnaire des abréviations" van Chassant, van het „Record interpreter" van Martin of van de „Dizionario di abbreviature uitgegeven door Cappelli. Een dergelijk lexicon nu is het hier gereproduceerde. Het schijnt een unicum te zijn en te berusten in het keizerlijk archaeologisch Instituut te Sint-Petersburg. Het bestaat uit vier bladen; de afkortingen zijn alphabetisch gerangschikt en met hare verklaringen in drie kolommen opgesteld; de Italiaansche titel luidt: „Quivi incomincia la nova Regoletta, nella qual troverai ogni sorte de abbreviature usualeet allo incontro de tutte le parole abbreviate haverai esse parole destinte per ordine de alphabeto." Aan het slot zijn nog verscheiden teekens bijgevoegd ook worden hier de datum en plaats van uitgave en de naam der uitgevers vermeld. Een herdruk is niet bekend. Omont geeft een lijst „tout a fait provisoire" van niet minder dan 68 edities. 57 Naar aanleiding van twee zegels, die genoemd worden in den inventaris der kleinoodiën van Jan den Goede (1364), vermeldt O. Morel op bl. 119 vlg. eenige bijzonderheden over het gebruik van het zegel der Eransche koningen in de 14de eeuw. Het zijn in hoofdzaak aanvullingen en détailverbeteringen van zijn werk: „La Grande Chancellerie royale et l'expédition des lettres royaux, de l'avènement de Philippe de Yalois a la fin du XIVe siècle." Op bl. 678 vlg. beschrijft A. Bruel het fragment van een cartularium van Cluny, dat gevonden werd onder de papieren van den Benedictijner Dom Brial. Het bevat twaalf charters, waaronder een onuitgegeven diploma van Philips II Augustus, dateerende van einde 1194 of begin 1195. Dit stuk wordt hier gepubliceerd. Yerder wordt op bl. 687 vlg. verslag uitgebracht over den afloop der prijsvraag, die in Augustus 1900 door het Internationaal Congres van Bibliothecarissen te Parijs was uitgeschreven voor de beste studie over de voor boeken schadelijke insecten. Er waren 23 antwoorden ingekomen, waarvan dadelijk 17 als minderwaardig konden worden ter zijde gelegd. Onder de overige bevond zich een ge drukt werkFacts about Bookworms, their history in literature and work in Libraries, by Rev. J. B. X. 0' Conor, dat, als zijnde niet anoniem en reeds in 1898 geschreven, ook buiten mededinging moest blijven. Van de 5 overige werden uitvoerig de verdiensten en gebreken opgesomd. Ten slotte werd de prijs van 1000 fr. toegekend aan no. 23, „Der Bücherwurm als Zerstörer der Biichereinbande und dessen Bekampfung" en die van 500 fr. aan no. 19 „Recherches expéri- mentales sur les insectes qui nuisent aux livres et aux bibliothèques", terwijl de derde prijs van 100 fr. beschikbaar werd gesteld voor het beste der antwoorden, die nog vóór 31 Mei 1903 mochten inkomen. Als schrijvers der bekroonde antwoorden ontpopten zich Johann Bolle, directeur van het chemisch-landbouwkundig proefstation te Göritz (Oostenrijk), van no. 23 en Constant Houlbert, doctor in de natuurwetenschappen, leeraar aan het lyceum te Rennes, van no. 19. Er bestaat alle kans, dat beide antwoorden na verbetering in druk gepubliceerd zullen worden; alsdan zal er te dezer plaatse nader op worden teruggekomen. In de „Chronique et Mélanges" worden op blz. 220 de „theses" meegedeeld, die van 2729 Jan. 1902 door de oud-leerlingen der Ecole des chartes zijn verdedigd. Alle deelnemers verkregen het diploma van „Archiviste paléographe". Op blz. 466 vlg. vindt men de mondelinge en schriftelijke opgaven van de overgangsexamens en het eindexamen, gehouden van 38 Juli 1902. Het werk van Houlbert is reeds in druk verschenen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 33