52
Dit werd grooténdeels geplaatst op den zolder en in de beschikbare
kasten in de raadkamer, het oud archief in een op den zolder af
getimmerd vertrekje met open rekken. Dit laatste bestaat uit de
archieven van de vroegere afzonderlijke „gemeenten" Wouw en
Moerschoten. Die van Moerschoten zijn na de samensmelting der
beide plaatsen tot één gemeente naar het raadhuis te Wouw over
gebracht. In 1840 waren de archieven nog gescheidennu echter lagen
ze totaal dooreen, vermengd met jongere bescheiden en particuliere
stukken. Deze toestand was het gevolg van de slordigheid van een
vroegeren secretaris, die de administratie veelal thuis voerde. De
beide archieven werden zoo goed mogelijk weer gesplitst, enkele
stukken zullen wellicht nog van het eene archief naar het andere moeten
worden overgebracht. Daarna worden eenige der voornaamste
archiefstukken opgenoemd: kaarten, schotboeken, atlassen. Van
Wouw werden eenige privilegiën en octrooien aangetroffen (één
in origineel en enkele in oude copie), van Moerschoten geene. Bij
de regeling der gemeenterekeningen bleek ook te Wouw weer, „gelijk
in de meeste plaatsen van het Markiezaat en de Baronie", dat de
administratie in de tweede helft der 17de en in de 18de eeuw met
groote nauwkeurigheid was gevoerd.
Het archief van Hilvarenbeek heeft veel van vocht en muizen
geleden. Het was overdekt met stof en vuil en uitermate verward.
„Niet minder dan 19 dagreizen zijn noodig geweest alleen voor het
voorloopige werk van reiniging, splitsing en eerste onderzoek". Thans
is het geheel geplaatst op de bovenkamer van het raadhuis en tegen
stof en nieuwe verwarring beveiligd door verpakking in groote bladen
doch de muurkasten zijn niet vrij van vocht en de rekken zeer
primitief. De regeling van de vele serieën afzonderlijke rekeningen
was een werk van langen duur. Verscheiden oude privilegiën
en octrooien werden gevonden, „o.a. hertogelijke brieven over de
gemeene heide of aart, brieven van de Staten-Generaal en den
Raad van State, verschillende op perkament met uithangende ze
gels". Deze werden ter uitvoerige beschrijving meegenomen naar
den Bosch.
Het archief van Tilburg en Goirle is nu aan de beurt om
geregeld te worden.
Hierna volgt een ernstige klacht van den archivaris over zijn
gebrek aan tijd om aan de gemeente- en polderarchieven zooveel te
doen als noodig is voor hun behoud. Ten gevolge daarvan moest
zelfs een deel der jaarlijks beschikbaar gestelde gelden ongebruikt
blijven. Daarom wenscht de archivaris machtiging om voor deze
werkzaamheden ook over een deel van het overige personeel te
53
mogen beschikken. Een tweede grief is, dat na een regeling der
archieven de orde dikwijls zoo spoedig weer verstoord wordt. Als
voorbeelden daarvan worden aangehaald de archieven van Geldrop,
Ginneken en vooral dat van Heeze, hetwelk in een wanhopigen
toestand werd aangetroffen.
P. N. van Doorninck. Inventaris van het oud archief van Callandsoog.
Haarlem, Gebrs. van Brederode, 1902.
Hierin worden alle archiefstukken geïnventariseerd, die betrek
king hebben op Callandsoog. Het „Provenienzprinzip" is niet in
acht genomen. De archieven van de heerlijkheid, van de gemeente,
van de kerk, het rechterlijk archief en particuliere stukken zijn onder
zeventien rubrieken ingedeeld. Zij berusten „voor het grootste
gedeelte bij de tegenwoordige eigenaars der heerlijkheid en een
kleiner gedeelte sedert 1871 in het archief der provincie Noord-
Holland te Haarlem". Bovendien worden eenige weinige bescheiden
bewaard in het raadhuis te Callandsoog. Het belangrijkste stuk is
wel no. 2, het privilegieregister, dat in 1871 aan het provinciaal
archief te Haarlem ten geschenke werd gegeven. Het bevat 23
akten van de 14de, 15de en 16de eeuw. De origineele privilegiën
(althans de 17 eerste) werden in 1747 door de ambachtsheeren aan
het gerecht van Callandsoog teruggegeven. In 1874 is het raadhuis
afgebrand, „deze stukken zijn niet aanwezig in het nieuwe raad
huis".
Vóór in het boekje bevinden zich een „toelichting" en een
inhoudsopgave, achterin een lijst der heeren en vrouwen, een alpha-
betisch register en een schetskaart.
Regeling en beschrijving van oude gemeente- en waterschaps
archieven in Zuid-Holland. Verslagen, uitgebracht aan Gedeputeerde
Staten dier provincie door de adjunct-rijksarchivarissen Mrs. P. A. N. S.
van Meurs en A. Telting over het jaar 1902.
Mr. van Meurs kwam tot de ontdekking, dat aan de ordening
van de oude archieven der onder Oude-Tonge gelegen polders nog
verscheidene werkzaamheden te verrichten waren. Het scheen namelijk
geraden om den tijdgrens voor de archieven dier polders belangrijk
te verschuiven (tot 1890), waardoor nog vele nieuwere stukken
behandeld moesten worden.
Is dit een euphemisme voor „verbrand" of bestaat de mogelijkheid, dat
zij in het laatst der 18de eeuw in het archief der ambachtsheeren zijn terugge
keerd en dus nog daar (of ergens elders) voorhanden kunnen zijn? Het onder no. 53
vermelde bewijs van ontvangst van den waarnemenden rentmeester, tevens mede
eigenaar der heerlijkheid, wijst op het laatste.