50 in handen van belangstellenden te zijn, overbodig. Én dat nog te meer, nu datgene, wat vooral voor het archiefwezen belangrijks uit de reis van prof. Kernkamp valt te leeren, door den schrijver zelf op zoo uitnemende wijze is geresumeerd in een artikel, dat in den negenden jaargang van dit tijdschrift (1900/1 blz. 181) staat afgedrukt. In het algemeen mag dus de lezer daarheen verwezen worden; hier mag worden volstaan met het weergeven van een algemeenen indruk en met het wijzen op datgene, waardoor dit verslag zich zoo bijzonder gunstig onderscheidt. Gelijk de heer Kernkamp in zijne inleiding mededeelt, was de be doeling, dat het door hem in te stellen onderzoek in de Scandinavische archieven en bibliotheken naar archivalia en handschriften, voor de vader- landsche geschiedenis van gewicht, niet alleen eene terreinverkenning maar definitief zou zijn; dienovereenkomstig had hij zijne maatregelen genomen. Hij had niet slechts de betrekkingen, die tusschen de Scandi navische geschiedenis en de onze bestaan, uit Nederlandsche maar ook uit Zweedsche en Deensche bronnen bestudeerd, en zich daarbij niet tot de staatsgeschiedenis beperkt, maar ook de handels- en de kunstge schiedenis in den kring van zijn onderzoek opgenomen. Bovendien had hij zich op de hoogte gesteld van den inhoud en de inrichting der voor naamste archieven en bibliotheken, die hij bezoeken zou. En in wijze matiging had hij, begrijpende, dat een grondig onderzoek van een klein gebied meer nut heeft dan een oppervlakkig over een meer uitgebreid veld, het oorspronkelijke plan dat ook een bezoek aan de Duitsche en Russische Oostzeesteden bevatte, beperkt tot de archieven van Zweden en Denemarken en Christiania. Zoo toegerust ondernam bij de reis, wier resultaten in het werk, welks titel hierboven staat afgeschreven, zijn nedergelegd. Hem op die reis te volgen, kan niet in onze bedoeling liggen. Wat er vooral voor archivarissen merkwaardigs in staat en dat is niet weinig is, gelijk ik reeds opmerkte, door den schrijver zelf afzonder lijk behandeld. Het nut eener rationeele regeling der archieven en eener nauwkeurige beschrijving van elke serie, zoodat de deskundige bezoeker dadelijk weet, wat hij in de stukken, die in den inventaris vermeld staan, vinden zal, wordt hier nog eens op overtuigende wijze in het licht gesteld. Yond de heer Kernkamp zulk eene duidelijke aanwijzing van den inhoud der stukken in den inventaris zelf, dan heeft hij die aanwijzing overgenomen, en den daardoor uitgespaarden tijd benuttigd voor het nazien van andere serieën, die minder duidelijk omschreven waren of meer heterogeene bestanddeelen schenen te bevatten, gelijk familiearchieven en dergelijke verzamelingen. En door zijne kennis der litteratuur van het onderwerp was hij vaak in staat belangstellenden te verwijzen naar de Zweedsche en de Deensche schrijvers, die reeds uit 51 de in de archieven van hun land bewaarde bronnen het noodige hadden gepubliceerd; ook daardoor werd veel tijd uitgespaard. Niet het minst aantrekkelijke in dit verslag is ook de zorg, aan het onderzoek der bronnen voor kunst, en vooral voor handelsgeschiedenis besteed. Wil men zich daarvan overtuigen, men raadplege slechts het uitnemende chronologisch-systematische register, waarmede het werk besloten wordt, en dat in de paragraphen 6—12 zich uitsluitend met handelsbetrekkingen bezighoudt, terwijl 14 op de kunstgeschiedenis betrekking heeft. Het werk biedt eigenlijk slechts ééne teleurstelling, en die is, dat het archief der Zweedsche De Geers ontoegankelijk bleef. R. FRUIN. Literatuur-kroniek. SC. J'. Gonnet, Rijksarchivaris, archivaris van de pro vincie Noord-Holland en van de gemeente Haarlem. Haarlem, Henri Coebergh. Dit boekje geeft een levensschets van den heer Gonnet en wil beschouwd worden „als eene kleine hulde aan een selfmade-man van beteekenis". Voorin bevindt zich het portret van den archivaris en achterin een lijst van eenige zijner opstellen en werken. Mr. A. C. Bondam. Verslag over 1901 omtrent oude gemeente en waterschaps-archieven in Noord-Brabant uitgebracht aan Gedeputeerde Staten. 's-Hertogenbosch, 1902. Het archief van Steenbergen werd geregeld en grootendeels geborgen op de verdieping van het raadhuis, vroeger ingenomen door het postkantoor en de brigade der marechaussee. De kasten werden verbeterd en de noodige portefeuilles aangeschaft. Alle bundels van het nieuw archief zijn voorzien van opschriften met een korte inhoudsopgave. Bij het oud archief was het werk „niet meer dan in andere gemeentearchieven bezwaard door vroegere verwar ringen der losse stukken". Een onderzoek naar de vroegere administratie in de baronie van Steenbergen en een regeling der rechterlijke archieven van Steenbergen c.a. moesten er mede gepaard gaan. De aanwezige polderarchieven werden ook geïnventariseerd en in afzonderlijke kasten geplaatst. Origineele keuren en octrooien werden niet aangetroffen. Daarna werd het archief van Wouw onder handen genomen. Dit is vroeger meermalen geïnventariseerd. Toch kostte de regeling veel tijd door verwarring der losse stukken van het nieuw archief.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 30