204
vermeldingen der aankoopen van bureaubenoodigdheden als schrijftafels,
gordijnen, vloerkleedjes enz. enz. of aan de roerende klachten over slecht
trekkende schoorsteenenafgesloten waterleidingen, verontreinigde nissen
en keldervensters, minder aangename geuren en wat niet al? Men
versta mij wel, ik vind het zeer begrijpelijk, dat de archivarissen zich
over dergelijke toestanden beklagen indien het aan mij lag, zouden
zij het geen tweede keer behoeven te doen maar dwaas is het, dat
de Minister die veelal onsmakelijke, in elk geval voor derden uiterst
onbelangrijke vertoogen laat drukken, waar het verslag ook zonder dat
reeds zoo'n groote uitgebreidheid heeft.
Bij goed toezien zou men waarschijnlijk nog wel het een en ander
meer vinden, dat zonder bezwaar geschrapt zou kunnen worden.
Een ander punt, waarop ik even de aandacht wil vestigen, is het
volgende. Het komt mij zeer gewenscht voor, dat de eigenlijke ver
slagen achter elkaar worden afgedrukt en dat eerst daarachter alle bij
lagen, lijsten van aanwinsten, inventarissen enz. worden opgenomen.
Het overzicht van de verslagen, om welke het toch in de eerste plaats
te doen is, zal daardoor in niet geringe mate vergemakkelijkt worden.
Middelburg Maart 1903. E. WIERSUM.
Rijksarchief-depót in de provincie Zeeland. Het archief der O. L. V.
abdij te Middelburg door Mr. R. Früin. 's Gravenhage, Martinus
Nijhoff, 1902.
Eene groote overeenkomst bestaat tusschen de abdij te Middelburg
en die te Assen. Na de Hervorming dienden beide gebouwen als zetel
voor de Staten der respectieve gewestenevenals het archief der Middel
burgsche abdij is ook dat der Asser abdij ingelijfd in het Staten-archief;
beide archieven bevatten vele eigendomsbewijzen. Toch is het archief
der Cistercienser abdij te Assen arm tegenover dat van hare Zeeuwsche
zuster, een gevolg alleen of althans voornamelijk van het feit, dat hare
stelling zooveel minder was. De Middelburgsche abdij was rijk aan col
latierechten, rijk aan grondbezit, de abt bezat ook in het wereldlijke eene
aanzienlijke positie; niets van dat alles bij de abdij te Assen, voor
het arme Drente misschien niet onaanzienlijk maar toch verre achterstaande
bij hare naamgenoote te Middelburg. Bij de veldwinning der Nieuwe Leer
hebben gelijke oorzaken medegewerkt tot decimeering der archieven, vele
stukken werden door de kloosterlingen naar elders gevoerd in hope op
betere tijden. Met zorg heeft Mr. Fruin de lotgevallen van het archief
nagegaan, voor zooverre sporen te vinden warenwat hij kon opsporen,
wordt ons in eene inleiding medegedeeld. Tevens voegde hij daaraan toe
lijsten van stukken, in verschillende andere beschrijvingen genoemd, en
van stukken, na omzwerving weder met het archief vereenigd. Omtrent
de lotgevallen van het archief zijn wij dus zooveel mogelijk ingelicht.
205
Een ander punt van overeenkomst tusschen de beide genoemde
archieven is, dat vrijwel elke aanwijzing ontbreekt omtrent de wijze, waarop
oudtijds de stukken werden bewaard. Toch is niet van belang ontbloot,
dat ook voor het archief der Middelburgsche abdij kon worden vastgesteld,
dat de charters, die op dezelfde plaats betrekking hadden, in ééne doos
waren bijeengevoegd. Reeds vroeger wees ik er op, hoe eene geljjke
verdeeling plaats had gehad voor de charters van het archief van het
Regulieren-klooster te Utrecht1). Niet onmogelijk is het, dat dit de gewone
wijze van bewaring in de kloosters is geweest, ter bevordering vaD het
overzicht. Mr. Fruin was dus, bij gebreke van verdere aanwijzing, vrij
in de wijze van ordening. Toch is door hem zooveel mogelijk rekening
gehouden met aanwijzigingen, die het archief zelf opleverde (o.a. het Re-
gistrum collationum), en terecht. Over het algemeen kan ik mij met zijne
indeeling vereenigen, doch twee menschen denken in dezen tijd nimmer
gelijk. Zoo zou ik b.v. de rekeningen enz. betreffende de administratiën
van den bakmeester en den kelderwaarder niet gerangschikt hebben onder
inkomsten der abdij maar gesteld hebben naast het beheer der proosdij-
goederen dan ware niemand verplicht geweest, de uitgaven voor brood,
bier en wijn der kanunniken te zoeken onder de „inkomsten der abdij".
De omschrijving van de stukken in den inventaris is over het alge
meen sober doch duidelijk, waardoor het gebruik zeer wordt vergemak
kelijkt. Eene enkele maal meen ik ecbtei, dat de kortheid te groot is en
daardoor een noodzakelijk verband gemist wordt. Dit is b.v. het geval
met No. 591. Had daarbij niet vermeld moeten worden, dat de stichteres
der vicarie den abt van Middelburg na haar overlijden aanwees als collator,
en had ook de begiftiging niet aangegeven moeten worden Aan den
anderen kant schijnen meerdere stukken zonder hinder in één nummer
beschreven te kunnen worden. Zoo b.v. de commissiën als dijkgraaf voor
verschillende abten (No. 247 253, 255, 256); zoo misschien ook Nos.
551 554, 561 563, 595 en 596 J). Zoo rijst de vraag, waarom
Nos. 575 en 576 afzonderlijk zijn beschreven, terwijl No. 586 drie ver
schillende giften bevat. Deze vragen nemen echter niet weg, dat ik
gaarne hulde breng aan Mr. Fruin's redactie. En niet alleen aan die
van den inventaris maar ook aan die der regesten. Enkelen mogen door
eene kleine omzetting misschien iets aan duidelijkheid winnen, wanneer
men het groot aantal nagaat, waardeert men de groote zorg aan het ge
heel besteed.
Het bezwaar, elders geuit 3) tegen den titel van graaf Willem
Althans wat de eigendomsbewijzen betrett.
Was dit oorspronkelijk ook niet Mr. Fruin's meening en vermelden daarom
sommige nummers (b.v. No. 595, 596 en 592, 593, 516) in de omschrijving „Stukken",
terwijl slechts van een charter sprake is?
8) Dr. H. Brugmans in de Ned. Spectator d.d. 27 December 1902.