De gemeentearchieven in 1901
202
(Vervolg).
Zaandam. „Gemeente-archief. Het herstellen, regelen en in
ventariseeren van het nieuw-archief kwam in 1900 geheel gereed. Het
is geborgen in kasten aanwezig op de bovenverdiepingen van het ge
meentehuis overbrenging naar een tegen brandgevaar beveiligde plaats
blijft wenschelijken maakt een punt van ernstige overweging bij ons
college uit. Het bevindt zich in goeden staat en wordt geregeld bijge
houden. Het herstellen, regelen en inventariseeren van het oud-archief,
waarmede in den loop van het jaar 1900 een aanvang werd gemaakt,
is nog niet gereedgekomen."
(Verslag Zaandam, bladz. 46, 47).
Boekbespreking.
Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen, jaargang 1, nummer 1.
Met ingenomenheid maken wij melding van de verschijning van dit
nieuwe tijdschrift, dat onderwerpen behandelen wil, waaronder er zijn,
die ook de belangstelling der archivarissen verdienen. In haar woord
ter inleiding toch zegt de redactie, bestaande uit de heeren Emm. de
Bom, V. A. de la Montagne en W. de Vreese, dat haar doel is „de
beoefening van bibliographiepalseographie en bibliotheconomie èn als
zelfstandige wetenschappen èn als hulpwetenschappen der Nederlandsche
philologie te bevorderen". Eindelijk zal dus ook in Nederland de studie
der vaderlandsche palaeographie hare beoefenaren en haar tijdschrift
vindenen het nieuwe orgaan zal zich zeker niet beperken tot de
behandeling van dat gedeelte der palmographiedat uitsluitend de litteraire
handschriften betreft, maar zonder twijfel de geheele Nederlandsche
handschriftenkunde in zijn arbeidsveld opnemen, en daaronder dus ook
de palaeographie van oorkonden en andore uit kanselarijen en griffiën
afkomstige stukkendaarvoor staan ons de naam van Prof. De Vreese en
zijne onlangs in de vergadering van Letterkunde uiteengezette plannen borg.
In de eerste aflevering van het tijdschrift komen intusschen geene
palseographische bijdragen voor, wel andere artikelen die onze aandacht
verdienen. Ik wijs hier slechts op het opstel over den fraaien band van
het getijdeboek in de Potterie te Brugge. In hoevele archieven berusten
nog niet tal van interessante en smaakvol versierde bandendie eene
Naar aanleiding van mijn onderschrift onder het uittreksel uit het verslag
omtrent het Amsterdainsche archief verzoekt Mr. Veder de volgende rectificatie:
„Het jaarverslag van het archief wordt door mij wel aan B. en W. aangeboden,
doch behoudens hun eventueele wijzigingen daarin, is dit verslag, eenmaal gepu
bliceerd, een deel van het gemeenteverslag, door B. en W. aan den Raad
uitgebracht."
203
even zorgvuldige bespreking verdienenals hier aan den band van Willem
van der° Velde ten deel viel. Waarlijk ook in dit opzicht kunnen de
archivarissen van het tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen veel
profiteeren.
Ten slotte nog eene enkele opmerking. De oprichting van dit tijd
schrift is het werk van Zuid-Nederlandsche geleerden, maifr hun
tijdschrift zelf richt zich gelijkelijk tot Noord- en tot Zuid-Nederlanders,
en onder de eerste medewerkers is de heer Enschedé uit Haarlem. Dat
is een gelukkig verschijnselhet aantal beoefenaren der bibliographie is noch
in België noch in Noord-Nederland alleen groot genoeg om de uitgave van
zulk een vrij kostbaar tijdschrift voor elk land afzonderlijk te verzekeren.
Alleen samenwerking kan in deze de kans op eene goede uitgave ver-
wezenlijkeu. Wijarchivarissen, benijden het Zuid-Nederlandsche tijdschrift,
dat er dadelijk in is geslaagd zich de medewerking van een Noord-
Nederlandsch vakgenoot te verzekerenen wij vragen ons afwaarom
blijft het debiet van ons tijdschrift voor archivarissen zoo uitsluitend tot
Noord-Nederland beperkt? Zou er geene mogelijkheid bestaan ons ook
wederkeerig den steun der Belgische archivarissen, die toch geen eigen
tijdschrift bezitten, te verzekeren? Hunne medewerking zou ons zeker
niet minder welkom zijn, dan die der Noord-Nederlandsche vakgenooten
aan de redactie van het Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen.
Middelburg, Maart 1903. FRUIN.
Een paar opmerkingen over de Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven.
Dezer dagen verscheen het 248t0 deel van de Verslagen omtrent
's Rijks oude archieven. Het loopt over 1901 en heeft dus voor zijn
verschijnen ruim 14 zegge veertien maanden tijd noodig gehad.
In dit opzicht is de traditie, waarmede bij het vorig verslag op schok
kende wijze was gebrokenin eere hersteld.
Op een ander punt echter is nu van de oude gewoonte afgeweken.
Evenals voor een twintigtal jaren het hoofdstuk „Gelden" uit het verslag
is verdwenen, schijnt namelijk thans ook de laatste rubriek „Maatregelen
in het belang van het oud-archief te nemen" niet meer in druk gepubli
ceerd te zullen worden. Bij den grooten omvang, dien de verslagen in
de laatste jaren bereiken, i3 elke poging der Regeering tot overboord-
werping van het overbodige in hooge mate toe te juichen. Maar de
vraag rijst nu, of zij geen gelukkiger keus had kunnen doen. Zou het
b.v. niet meer doeltreffend geweest zijnals zij de ellenlange lijsten van
aangekochte en geschonken boekwerken geschrapt had, waarin o. a. Zijne
Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken zes a zeven maal
herinnerd wordt, dat hij dezelfde aflevering van hetzelfde werk ten ge
schenke heeft gegeven? Of, om een ander voorbeeld te noemen, ware
het niet wenschelijker geweest om een einde te maken aan de minutieuse