164
Kleinere bijdragen.
Copulate n. Een copulaat is niet, gelijk ik tot heden meende,
hetzelfde als een band, d. w. z. eene verzameling stukken over hetzelfde
onderwerp, die later zijn saamgebonden. In het archief der heerlijkheid
Bruinisse bevinden zich nog de opschriften van verscheidene liassenge
schreven door mr. A. de Jonge, griffier der Rekenkamer; daarin wordt
telkens gesproken van „liasse of copulaet". Later is ook het meerendeel
dier copulaten in banden bijeengevoegd.
R. F.
De oude kerkregisters. In De ridderschap van
Noordbrabant bespreekt de heer M. G. Wildeman dat onderwerp
aldus „Het Nederlandsch Archievenblad 1901/1902, bl. 197, eD 1902/1903,
bl. 104, bevat zeer belangrijke opstellen resp. van Mr. P. van Meurs,
adj.-archivaris des Rijks en Mr. R. Fruin, rijksarchivaris in Zeeland, over
de oude kerkregisters, d. w. z. de oude doop-, trouw- en begraafboeken.
M. i. drijven beide heeren hun liefde tot centralisatie in deze wel wat
te ver, en worden de nadeelen, aan een dusdanige schikking verbonden,
niet genoeg overwogenwant behalve geschikte gelegenheid tot berging
en gemis aan voldoend wegwijs personeel, zou een dusdanige regeling
voor geïnteresseerden (d. w. z. zijdie om een of andere reden belang
hebben bij afschriften of uittreksels der registers in quaestie) veel tijd
verlies en kosten kunnen medebrengen.
Daarbij behooren die bescheiden evenmin aan het Rijk als aan de
gemeentenen het is dan nog de vraagwelke rechten of de Staat wel
zou mogen heffen.
Een andere regeling stel ik mij zóó voor. De Staat verplicht den
gemeentebesturen om ten hunnen koste woordelijk gelijkluidende door den
ambtenaar van den burgerlijken stand gelegaliseerde afschriften te doen
vervaardigen van al die registers, welke ingevolge de Wet van 20 Sept.
1792 bij de gemeentehuizen zijn gedeponeerd, terwijl de oorspronkelijke
registers aan de gezindten waartoe ze behooren, worden teruggegeven.
Wil men (de geïnteresseerden) dan een (dikwijls onereus) tarief ont
wijken, dan kan men zich wenden tot predikant of pastoor, welke digni
tarissen over het algemeen welwillend mogen worden genoemd."
De heer Wildeman adstrueert zijn gevoelen dan nog door te wijzen
op de weinig veilige bewaring, die de gemeentehuizen vooral ten platte
lande, maar ook in grootere gemeenten, zooals 's-Gravenhage en Haarlem
aanbieden.
Ten slotte beklaagt de heer Wildeman zich over de hooge tarieven,
die in sommige steden, gelijk Amsterdam, worden geheven. „Van
regeeringswege moest daarop worden gelet." Gelijk men zich zal her
inneren, is dat onderwerp door den heer De Stuers in de Tweede Kamer
165
ter sprake gebracht, en heeft de Minister toen beloofd bij het goedkeuren
van dergelijke heffingen van die bezwaren nota te nemen (Zie Archieven
blad X blz. 249).
De archieven der Nederlandsche Hervormde Kerk in 1902.
IV.
Gelijk de lezer zich zal herinneren (Archievenblad blz. 109), werden
in de circulaire van 21 Augustus 1901 door de Synode aan de kerkeraden
de volgende vragen gesteld
1. Wat doet gij voor de bewaring van Uw archief?
2. Wordt Uw archief in eene brandkast bewaard of waarin anders
3. Is Uw archief behoorlijk geordend?
4. Is er een inventaris van opgemaakt
5. Binnen welken termijn kan de Synode hiervan een afschrift ver
wachten
Deze circulaire werd door 332 kerkeraden beantwoord; en in de
zitting der Synode van 5 Augustus 1902 bracht namens de desbetreffende
commissie de heer Loeff rapport over die antwoorden uit. Dat rapport
draagt een hybridisch karaktergedeeltelijk is het in tabelvorm gesteld
gedeeltelijk niet. De redactie van het Archievenblad heeft gemeend het
overzicht te vergemakkelijken door den tabelvorm voor het geheele rapport
toe te passenal zal uit den aard der zaakwaar zij niet rechtstreeks uit
de antwoorden zeiven heeft kunnen puttenwel eens een detail verloren
zijn gegaan, die, zoo de commissie uit de Synode zelve dadelijk voor alle
antwoorden den tabelvorm had gekozen, zou zijn opgenomen. De com
missie heeft alleen tabellarisch behandeld de antwoorden, ingekomen uit
Noord-Holland, Zeeland, Overijsel, Groningen, Drenthede Engelsche en
de Waalsche gemeenten.
Aan het einde van haar overzicht zegt de commissie uit de Synode
het volgende: „Uit deze statistische gegevens, waarbij het reeds ten
vorigen jare ter zake betrekkelijke moet worden gevoegd, kan worden
afgeleid, dat onderscheidene Kerkeraadsarchieven niet weinig, sommige
zelfs veelwat van waarde isbevatten en hoe noodig het isdat voor
de bewaring behoorlijk zorg worde gedragen; ja dat er maatregelen
worden genomen om het aan dreigende vernietiging te onttrekken. Wat
er werkelijk van waarde aanwezig is, zou alleen bij plaatselijk onderzoek
kunnen blijken. Wenschelijk zou het zijn, indien dit door een deskundige,
door de Synode aangesteld en bezoldigd, kon worden ingesteld. Deze
zou althans met het voornaamste kunnen beginnen. Maar daartoe zou
zeker noodig wezen eene bepaling in de Reglementen op te nemendie
de Kerkeraden zou verplichten tot hun Archief zulk eenen door de Synode
aangestelden persoon toegang te verleenen."