94
legt over het papier, vooral over modern papier, welks oppervlakte veel
glanzender is dan die van oud papier In eene speciale bijeenkomst
op den volgenden dag heeft Sello zijne voordracht nog nader door proeven
toegelicht. Deze bijeenkomst was mij onbekend geblevenzoodat ik die
niet heb bijgewoond; maar Dr. Schoengen, die tegenwoordig was en ook
aan de discussie deelnam, deelde mij mede, dat de proefnemingen hem
geene nieuwe gezichtspunten geopend hebben. Aan de heeren Sello
Grotefend en Wiegand, die zich het meest met de Zaponquaestie hadden
beziggehouden, is door de vergadering opgedragen hunne onderzoekingen
voort te zetten en daarover aan den volgenden Archivtag te rapporteeren.
Wegens het vergevorderde uur kon ook de voordracht van prof.
Wiegand over Werth und Bedeutung der Archivgeschichte tot
mijn groot leedwezen niet gehouden worden. En zoo was dus de derde
Deutsche Archivtag ten einde. Hij werd besloten met een diner. Uit vrees
voor een Duitsch Pestessen met de gewone serieën Begrüssungen, Reden en
officieele toastenhebben wij dit niet bijgewoond en tezamen een gezellig
onderkomen gevonden in een restaurant der tentoonstelling. Ten onrechte,
naar ons bleek toen wij ons 's avonds weder vervoegden bij het bier in
de Tonhalle; want het diner was een gewoon „zwangloses Mittagessen'
en zeer gezellig geweest. Ook in dit opzicht dus volgen onze Duitsche
broeders ons voorbeeld. Maar niet alleen hierin; want men zal bemerkt
hebben, dat dezelfde vragen, die ons bezighouden, ook hun belang
inboezemen, en wat meer is, dat op die vragen door hen ongeveer
hetzelfde antwoord gegeven wordt, dat ook wij meenen dat daarop past.
Zeer verblijdend voor ons, want de eenstemmigheid der onafhankelijk van
elkaar gegevene antwoorden verhoogt natuurlijk ons gevoel van zekerheid,
eene bemoedigingvoor een zoo klein corps als het onze verre van onge-
wenscht. In één belangrijk punt schijnen wij onze Duitsche broeders zelfs
een eind vooruit te zijnwij zjjn veel krachtiger georganiseerd. De
Archivtag is eene vergadering, waaraan elke archivaris kan deelnemen;
alleen het bureau is permanent. Het behoeft geen betoog, dat hij zoo
doende veel minder positieve resultaten kan bereiken dan wij; de onder
vinding heeft, dunkt mij, ook geleerd, dat wij (die trouwens vrij wat
ouder zijn dan de Duitsche Archivtag) door onze geregelde samenwerking
veel meer hebben bereikt en tot stand gebracht dan de veel talrijker
Duitsche archivarissen zullen kunnen doen, als zij voortgaan op den
ingeslagen weg. Alleen door eene vaste organisatie kan zelfs een klein
corps iets tot stand brengen en zelfs in enkele gevallen eenigen invloed
oefenen naar buiten.
Nog een enkel woord over de besluiten, genomen in de vereenigde
zitting van de vijf afdeelingen van het Gesaramtvereindie een dag na
den Archivtag gehouden werd. Dr. Arhin Tille, de bekende jonge
95
onderzoeker en rapporteur over de kleine archieven der Rijnlandenhield
daar eene voordracht over de wenschelijkheid om de kleine archieven
(waaronder hij verstond alle archievendie niet onder deskundig toezicht
gesteld zijn) te doen onderzoeken; hij stelde voor, dat de bij het verband
aangeslotene vereenigingen daartoe elk in hun ressort zouden opwekken
en medewerken. Dit voorstel werd aangenomen maar niet zonder protest
van verschillende zijden, ongewoon nadrukkelijk en heftig protest zelfs.
De tegenstanders wezen er op (terecht m. i.), dat het buitengewoon
ondoelmatig scheenom ter wille van de enkele belangrijke stukkendie
in de kleine archieven schuilen, het werk achter te stellen aan de zoo
oneindig belangrijker groote archieven, waaraan nog alles te doen was.
Ordening dezer kleine archieven was nog lang niet aan de orde, meende
menvoldoende was het voorloopig, ze voor ondergang te bewaren. Maar
daarvoor waren niet de genootschappen de aangewezene organen; de staat
moest ingrijpen. En hij kon dit, want in Pruissen schijnt de regeering
bevoegd niet alleen om gemeenten, die hunne archieven en andere eigen
dommen verwaarloozendaarop te wijzen, maar ook om het noodige te
doen om die verwaarloozing te doen ophoudenbepaaldelijk den rijks
archivaris op te dragen het archief mede te nemen naar het rijksdepót,
wanneer de gemeente niet bereid is het noodige te doen om in den
toestand daarvan verbetering te brengen. In Elsass-Lotharingen is zelfs
de toestand blijven bestaan, die voor de annexatie goldde rijksarchivaris
is daar tevens inspecteur der gemeente-archieven en zelfs zonder speciale
opdracht bevoegd het noodige te doen, om den toestand daarvan te verbeteren.
Ook een tweede in deze vergadering behandeld onderwerp is wel
geschikt om ons te interesseeren: het betreft de bekende Grundkarten.
Terwijl de leden van den Historikertag onderling met hartstocht strijden
over het nut der in hunnen kring geborene Grundkarten, deed prof.
Thudichum, die zich sedert jaren geheel aan deze zaak gewijd heeft, hier
thans het voorstel, om op grond der ingevulde Grundkarten (waarvan hij
verschillende door hem zeiven bewerkte exemplaren tentoonstelde) te
besluiten, om over te gaan tot het samenstellen van kaarten op kleineren
schaal van Duitschland in de jaren 1525, 1654 en 1789. Met het oog
daarop behoorde menals voorbereiding dezer algemeene kaartenoveral
Grundkarten van deze jaren in te vullen. Ook dit voorstel werd aangenomen,
maar alweder niet zonder hartstochtelijken strijd. Over het nut der Grund
karten werd in dezen kring geen enkel woord verspild; de strijd werd alleen
gestreden tusschen het partikularisme en de „allgemeinere Bestrebungen."
Ik voor mij sta geheel aan de zijde van de voorstanders dezer laatste meening,
die volhieldendat de Grundkarten in de eerste plaats behooren te dienen
als voorbereiding voor de samenstelling van een historischen atlas van
Duitschland (waartoe dus vaststelling van bepaalde jaren en invulling van