90
houding van het zooveel grootere aantal Duitsche archivarissenruim 50 perso
nen waren tegenwoordig, waaronder een uit Oostenrijk, een uit België, een
uit Luxemburg en drie uit Nederland, de heeren Feith, Schoengen en ik,
bij wie zich later nog de heer Hoefer voegde. Niet minder dan zeven
voordrachten waren aangekondigd, veel te veel, zooals te voorzien was.
Want niet alleen kon het menu niet geheel voorgediend worden; maar de
discussie, die toch hoofdzaak is, werd door het groote aantal nog ver
wachte voordrachten meer dan wenschelijk was, bekort.
De eerste spreker was prof Heydenreich uit Mühlhausen (in Thuringen),
die een opstel voorlas over StÉidtische Archivbauten. Met verwij
zing naar eene groote verzameling afbeeldingen van nieuwe archiefgebouwen
(waaronder die van Miinchen en Keulen door hunne schoonheid de aandacht
trokken), gaf hij een overzicht van de oude ellendige bewaarplaatsen der
archieven en van de groote en kleine paleizen, die allengs op vele plaatsen
verrezen waren om de schatten van het verledene te herbergen. Het trok
daarbij mijne aandacht, dat staatssubsidiën aan gemeenten voor dit doel in
Duitschland minder onmogelijk schijnen dan bij ons, al is het mij niet duidelijk
geworden, of dergelijke subsidiën werkelijk reeds verleend zijn. Eene aan
trekkelijke beschrijving, hoe het spreker gelukt was om in het kleine
plaatsje Mühlhausen belangstelling te wekken voor het buitengewoon
belangrijke oude stadsarchief, besloot de voordracht. Daarbij sloot zich
aan die van Baurath Bongard, die de inrichting van het Dusseldorpsche
staatsarchief beschreef, terwijl de directeur Dr. Ilgen daarna den inhoud
van het depót uiteenzette. Belangrijk voor ons was in deze laatste rede
de mededeeling, hoe Lacomblet, de bekende stichter van het Dusseldorpsche
archief, dit had ingericht als eene bibliotheek (men duidde dit systeem
aan met de weidsche uitdrukking „physiographisches Prinzip"), hoe
Lacomblet's leerling, de bekende (onlangs overleden) Harless, uit piëteit
voor zijn meester, dit systeem nooit had willen veranderen, maar hoe thans
met volle zeilen gevaren werd in andere richting, in die van het ons
welbekende Provenienz-Prinzip.
Bij deze inleidende voordrachten sloot zich aan eene wandeling door
het Dusseldorpsche berglokaaldat alleen door een gang verbonden is
met het voorgebouw aan de straat, waarin de bureaux en de conciërge
woning gevestigd zijn. Het berglokaal is groot, maar niet belangrijk
grooter dan een Nederlandsch rijksdepót in de provincie, dat toch een
zooveel kleiner gebied beheerscht Zes verdiepingen bevat het, ieder
In verhouding met Duitschland hebben wij dan ook vele rijksdepóts en
de tractementen zijn daar vrij wat hooger dan hier. De personen te Berlijn, die
in rang gelijkstaan met onze adjunct-rijksarchivarissen (en die evenals hier
denzelfden rang hebben als de hoofden der provinciale depóts) genieten als maximum
8100 Mark, hier 3000. Het groote aantal depóts in Nederland is daarbij geene
overbodige luxe, daar het schijnt te blijken dat hier veel meer bewaard en dus
meer te beheeren is dan in Duitschland.
91
overdekt door een zwaar ijzeren plafond; de trappen zijn in het midden;
elke verdieping heeft aan beide zijden vensters tegenover de gangen.
De kasten zijn van ijzer, de ijzeren planken gemakkelijk verplaatsbaar.
De stukken waren thans nog allen in pakken gebonden en lagen op het
plat (hetgeen echter voorloopig scheen); de charters lagen uitgevouwen
in omslagen van dezelfde grootte als de kartonnen charterdoozen. Prak
tisch bij een druk gebruikt archief schenen de oranjekleurige billetten
tot het aanvragen van stukken, die gedurende het gebruik op de plaats
gelegd werden van het tijdelijk verplaatste stukdat dus later zonder
fout weder gemakkelijk op zijne plaats gelegd worden kon.
Na onze terugkomst ontspon zich eene belangrijke discussie over de
inrichting der nieuwe gebouwenbepaaldeljjk over de vraaghoe de
verdiepingen van elkander gescheiden behooren te worden. De groote
meerderheid der aanwezigen scheen geneigd tot eene afscheiding door
middel van roosters (liefst wit gekleurd ter wille van de verlichting) of
door glas. De wensch van éen spreker naar de ouderwetsche|, geheel
brandvrije gewelven vond geen bijval: terecht werd opgemerkt, dat in
zulke gewelven blijkens de ervaring de vocht veel meer schade deed dan
het vuur, welks gevaarlijkheid men overdreven noemde, zou kunnen doen.
Grotefend verhaalde, dat zjjn archief werkelijk gebrand had, maar door
eene compagnie soldaten geheel uit den brand gered was; niets was
vermist dan eene kleine verzameling losse zegels. Toch ben ik door
het gehoorde in de discussie integendeel veel gaan gevoelen voor eene
afscheiding der verdiepingen met ijzeren platen. Dergelijke afscheiding
was, naar Baurath Bon gard mededeelde, goedkooper dan eene met
roosters en galerijen. Zij biedt natuurlijk meer kans tot redding der
stukken bij brand (mits men niet, zooals te Dusseldorp, dit voordeel
wegneemt door groote trapgaten aan te brengen midden in de lokalen, in
plaats van in hoektorenszooals te Arnhem). De helderwitte zolderingen
moeten het licht beter terugkaatsen dan roosters en glas: werkelijk was
het in het gebouw (trouwens op een zeer helderen dag) bijzonder licht.
Eindelijk is het systeem veel beter voor de verwarming dan onze inrich
ting, waarbij het beneden altijd kil en vochtig en op de bovenste verdieping
verstikkend heet is (dit laatste argument werd tot mijne verwondering in
de discussie niet aangevoerd, hoewel over de onmogelijkheid van ver
warming in de hooge gebouwen luide geklaagd werd). De discussie was
zakelijk en belangrijk; tot mijne verwondering werd er echter niet gestemd.
De voorzitter constateerde, dat ieder wel bij zijne eigene meening zou
gebleven zijn, hetgeen niet juist was: immers, zooals ik boven zeide,
ben ik integendeel veel gaan gevoelen voor het denkbeeldwaartegen de
groote meerderheid te velde trok,
Na een dejeuner in den grooten tuin van de Malkastende fraaie