86
van huwelijksaangiften en -afkondigingendie niet in duplo gehouden
worden, daarmede erkennende, dat die registers veiliger bij de rechtbank
dan bij het gemeentebestuur bewaard zijn. En het gebruik, dat de
ambtenaar van den burgerlijken stand van de oude kerkregisters maakt,
heeft thans vrij wel opgehouden, nu reeds meer dan 90 jaren sedert de
invoering van het instituut van den burgerlijken stand verloopen zijn.
Alleen bij aangiften van overlijden van personendie meer dan 90 jaren
oud zijnkan het oude doopboek nog te pas komen. De trouw- en
begraafboeken zullen wel nooit meer door den ambtenaar van den bur
gerlijken stand geraadpleegd behoeven te worden.
De oude kerkregisters hebben dit eigenaardige, dat zij in de eerste
plaats belangrijk zijn voor de privaat-personen, die er hunne afstamming,
hun verwantschap met anderen en dus hunne aanspraken op erfenissen,
op beurzen enz. uit kunnen aantoonen. Zoolang deze registers ten ge
meentehuize berustenzijn zij ongestoord en druk gebruikt. De gebruikers
hebben wel eens geklaagd over het feit, dat zij te hooge rechten moesten
betalen, of dat zij de registers zelf niet mochten nazien, maar gebruik
moesten maken van de door hen te bezoldigen tusschenkomst van een ambte
naar ter secretarie, maar over het algemeen kan men zeggen, dat die registers
door belanghebbenden zonder overwegend bezwaar konden geraadpleegd
worden. Bij een teruggave der doop-, trouw- en begraafboeken aan de kerk
zou er groot gevaar zijndat hunne toegankelijkheid zeer zou verminderen.
De gemeentesecretarieën zijn dagelijks geopend; de consistoriekamers,
waarin de kerkelijke archieven bewaard worden, niet, en bij vacature
woont de consulent, die den sleutel van het archief heeftsoms uren ver.
Gemeentesecretarieën worden elk oogenblik door particulieren bezocht, en
de ambtenaren weten, dat zij voor alles het publiek hebben te gerieven;
predikanten en kosters hebben andere functies te vervullendie hen meer
ter harte gaan dan de belangen van genealogen en erfenisspeurders. En
dan, wat de hoofdzaak is, de bewaring der archieven moge in vele ge
meentehuizen absoluut onvoldoende zijn, in de kerken en in de consistorie
kamers is de toestand nog oneindig erger. Ter gemeentesecretarie zal
men zeker de oude kerkregisters niet uitleenen: een groot deel der tot
kerkelijke archieven behoorende stukken is daarentegen juist door het
ongecontroleerd uitleenen verloren gegaan. De oude kerkregisters terug
te geven aan de kerkelijke autoriteiten om ze te hereenigen met de
kerkelijke archievengelijk die thans verzorgd wordenzou gelijk staan
met ze prijs te geven aan verwaarloozing en wanbeheer en in vele ge
vallen ze ontoegankelijk maken voor het publiek. Ook kan ik hier slechts
herhalen wat de Handleiding zegt„In het algemeen kan men zeg-
gen, dat overbrenging van een gedeelte van een archief om het met de
Blz. 20.'
87
rest er van te hereenigen slechts dan plaats mag hebbenwanneer de
zekerheid bestaat, dat de ordening van het zoodoende hereenigde archief
onmiddellijk wordt ter hand genomen en met kracht doorgezet." De
kans, dat die voorwaarde bij de kerkelijke archieven vervuld zal worden,
is vooralsnog gering.
Zoo blijft dus niet anders over dan onder voorbehoud het advies te
volgen van den heer Van Meurs en de oude kerkregisters over te
brengen naar de rijksdepóts. Het is slechts door den nood gedrongen,
dat ik tot die conclusie kom, want die registers behooren daar niet thuis;
alleen omdat de kerkelijke archievenwaarin zij moesten geborgen worden
geene voldoende waarborgen bieden voor eene goede verzorging en voor de
noodige publiciteit, moeten de rijksdepóts tijdelijk hunne plaats vervullen.
Maar zoodra een kerkeraad of eene kerkvoogdij voldoende zekerheid in
beide opzichten geeft, behoort het Rijk de oude doop-, trouw- en begraaf
boeken te restitueeren. Het rijksdepót doe slechts als tijdelijke bewaar
plaats dienst. Zelfs zou het m i. wenschelijk zijn, dat, waar de kerkelijke
autoriteit stil zat, het gemeentebestuur de bevoegdheid had de kerk
registers in bewaring te nemen op denzelfden voet als thans de rechterlijke
archieven, en wel voornamelijk omdat zij, die de registers raadplegen,
telkens ook gebruik zullen moeten maken van het gemeentearchief (om
b.v. de poorterboeken na te zien) en van het rechterlijk archief (b.v.
van de registers van testamenten en transporten).
Mijne eindconclusie is dus deze hoewel de oude doop,- trouw- en
begraafboeken op rechtsgronden en krachtens de theorie der archief
wetenschap behooren te worden hereenigd met de kerkelijke archieven,
kan daartoe niet worden overgegaanzoolang die archieven noch voor
eene goede bewaring noch voor de noodige publiciteit voldoende waar
borgen bieden. Zoodra eene kerkelijke autoriteit voldoende waarborgen
voor verzorging en publiciteit geeft, is de Staat verplicht de ontvreemde
registers terug te geven, Tot zoolang behoort de Staat ze onder zich te
houden en te bewaren in de rijksdepóts of in die gemeentearchievendie
ook de rechterlijke nrchieven in bruikleen hebben ontvangen.
Wat eindelijk nog aangaat de registers van huwelijken, gesloten ten
overstaan van schepenendaaromtrent zij opgemerktdat zij bij de splitsing
van 1811 overal gelaten zijn bij de gemeentebesturen, zonder twijfel
omdat deze functiën van schepenen op den maire als officier de l'état
civil waren overgegaan. Intusschen moet eene dergelijke overweging er
thans toe leiden deze registers af te scheiden vau het gemeentearchief.
De ambtenaar van den burgerlijken stand ressorteert (B.W. art. 28) onder
het openbaar ministerie, en een exemplaar der in duplo gehouden registers
benevens die registers, die niet in duplo door hem gehouden worden,
moeten naar de griffie der rechtbank worden overgebracht. Ook vóór 1811