126
bewaardersvan schout en heemraden etc maar als vormende één
ambachtsarchief". Deze conclusie nu is beslist onjuist. Een archief,
zegt 1is het geheel der bescheidenontvangen bij of opgemaakt door
een bestuur of een der ambtenaren van dat bestuur. Het archief is dus
het archief van het bestuur van het ambacht of van het dorpniet het
archief van het dorp of het ambacht zelf, Had dus het dorp of ambacht
voor de uitoefening van het heemrecht, van de politie, van de rechtspraak
afzonderlijke, zelfstaudige organen gehad, dan was er niets geweest, wat
zou pleiten voor eene hereeniging van de archieven dier zelfstandige
organen, integendeel elk dier archieven zou zijn overgegaan op het college,
dat thans met het uitoefenen dier verschillende functiën is belast: de
waterschapsbesturen, de gemeentebesturen en de rechtbanken. Er was
dan volstrekt geen dringende reden om de rechterlijke archieven en de
oude gemeentearchieven te hereenigen; het waren altijd afzonderlijke
archieven geweest. Maar juist omdat dat in den regel niet het geval is
geweest, omdat hetzelfde college van schout en schepenen èn met admi
nistratie èn met rechtspraak is belast geweest en dus de bescheiden, die
de neerslag dier verschillende werkzaamheden zijn, deel hebben uitgemaakt
van het archief van datzelfde college van schout en schepenenis de
splitsing onmogelijk en behooren de membra disjecta van datzelfde archief
weder hereenigd te worden.
Voor de waterschapszaken is de verhouding eenigszins anders; de
schepenen waren niet van rechtswege tevens ambachtsbewaarders; integen
deel de heer De Blécourt meldt ons uitdrukkelijk, dat de personen,
die het eene jaar schepenen waren, het andere jaar als ambachtsbewaarders
fungeerdenen omgekeerd. Beide colleges vielen dus niet samenen
vormden niet één archief maar twee archieven. Nochtans ben ik het
geheel met den schrijver eens, dat de archieven der ambachtsbestuurders
niet van de archieven van schout en schepenen te scheiden zijn en men
dus, waar toch die scheiding op hoogst gebrekkige wijze is tot stand ge
komen daarop moet terugkomen. Wat toch is het geval De twee colleges
waren wel zelfstandigmaar werden door denzelfden secretaris bediend
en vergaderden in hetzelfde lokaal. De secretaris hield de verschillende
administratiëndie hij ter zijde stond, niet voldoende uit elkander en regi
streerde dikwijls in één deel stukkendie beurtelings op de beide colleges
betrekking hadden. Alleen op dien praktischen grond is hereeniging
dier archieven gewenscht. Niet omdat zij gezamenlijk het archief van
het ambacht of het dorp vormen, maar omdat zij, hoewel zij theoretisch
Dezelfde onnauwkeurige redeneering vindt men ook in de boven aange
haalde zinsnede, waarin rechtbank, gemeente en waterschap als gelijksoortige
grootheden naast elkander worden gesteld. Rechtbank, gemeentebestuur en water
schapsbestuur oefenen gezag uit in arrondissement, gemeente en waterschap.
127
tot verschillende archieven gerekend moeten wordenvan ouds tot eene
en dezelfde griffie hebben behoorddienen zij thans bij elkander bewaard
te worden.
Ik achtte het niet overbodig om, waar ik de conclusie van den heer
De Blécourt gaarne overneemduidelijk te doen uitkomendat ik hem
in de redeneering, waarlangs hij tot die conclusie gekomen is, niet volg,
omdat ik anders den schijn op mij zou ladenals ware ik van gevoelen
veranderd, sinds ik in de vergadering van rijkarchivarissen dd. 19 No
vember 1895 de stelling bestreed, dat „de archieven van de colleges en
ambtenaren, die dezelfde gemeenschap vertegenwoordigen, bij elkander
behooren en te zamen de archieven dier gemeenschap vormen". Die
stelling is m. i. in strijd met 1 en met 5 der Handleiding.
Bestond nu ditzelfde verband tusschen de secretarieën van dorpsbestuur
en van polderbestuur ook elders? Ik geloof, dat de toestand in deze
zeer verschillend was. Vóór alles heeft men te onderscheiden de gevallen,
waarin een eigenljjk gezegde polder is aangewonnen en in zijne dijken
omslotenvan diewaarin eenvoudig sprake is van wat de heer De
Blécourt met een ouden term heemrecht heeft genoemdhet schouwen
van wegen en watergangen en diergelijke meer. Overal waar zulk een
bedijkte polder voorkomt, is ook een eigen polderbestuur, dat met het
dorpsbestuur niets te maken heeft. Dat is b.v. in een groot gedeelte van
Zeeland het geval, en ook in het door den schrjjver behandelde gedeelte
van Holland komen, gelijk hij heeft opgemerkt, enkele uit dien hoofde
zelfstandige polderbesturen voor. De overbrenging hunner archieven naar
de rijksarchieven en hunne vermenging met de archieven der dorpsbesturen
is zeer zeker niet gewenscht, en dat ligt ook niet in de bedoeling van den
heer De Blécourt. In het tweede geval was in den regel zoo is
althans mijne ondervinding in Utrecht het dorpsbestuur ook met het
heemrecht belast; het optreden van afzonderlijke ambachtsbewaarders kwam
daar niet voor. De archiefstukkenop dat heemrecht betrekking heb
bende bevinden zich dan ook grootendeels in de gemeentearchievenwaar
dat niet het geval is, is hunne hereeniging met de oude dorpsarchieven
zeker nog meer gewenscht dan in het door den heer De Blécourt
gesignaleerde geval.
Mijne conclusie is dus, dat men in deze geene algemeene regels geven
kan. Daar waar het oude dorpsbestuur zich ook met het heemrecht had
in te laten (zooals o.a. in de provincie Utrecht), behoorende stukken, die
den neerslag dier werkzaamheid vormen, met het gemeentearchief en het
Op dezen regel zijn uitzonderingen. Ik wijs b.v. op Woudenberg (Verslag
omtrent oude gemeente- en watersehapsarchieven in de provincie Utrecht 1891
blz. 14). Dat belangrijke dijken en wateren onder zelfstandig beheer stonden (b.v.
de Zuid-IJseldijk en de IJsel, beiden onder Montfoort) is bekend.