G. J. van der Flier.
120
In stemming wordt gebracht de conclusie der meerderheiddie, naar
het advies van drie leden, wordt verworpen met 17 tegen twee stemmen.
Hiermede is aangenomen de conclusie der minderheid en tevens ver
vallen de subsidiair door de Commissie voorgestelde uitbreiding van sommige
Artikelen in verschillende Reglementen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen de conclusie omtrent
het voorstel van den heer W. Margadant.
De motie van den heer van Dis c.s. wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
In behandeling wordt gebracht een Ontwerp-Reglement op de bewaring
en het gebruik van de kerkelijke Archieven.
De heer Dr. Cannegieter vraagt, of het niet doelmatiger is de
nadere regeling van de werkzaamheden van den archivaris te verwijzen
naar zijne Instructie, door aan Art. 1 toe te voegen! „volgens zijne
Instruetie".
De heer Loeff acht het wenschelijk Art. 1 uit de Instructie als al. 2
aan Art. 1 in het Ontwerp-Reglement toe te voegen. Dit wordt door
den heer Chavannes ondersteund.
De heer Dr. Hulsebos meent, dat een Memorie van toelichting veel
bezwaren kan wegnemen.
De President doet het volgend voorstel:
Bij Art. 1 te voegen een 2e alinea:
Hij moet lidmaat zijn der Nederlandsche Hervormde Kerk en in het
archiefwezen ervaren.
Dit wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer Dr. Cannegieter zou voor willen stellen uit Art. 2 weg te
nemen „door persoonlijk bezoek, of door schriftelijk onderzoek", omdat
het niet aan het goedvinden van den archivaris mag worden overgelaten,
hoe hij het onderzoek instelt. Hij kan het schriftelijk doen en zal dat
zeker dikwijls doen; maar blijft verantwoordelijk voor het onderzoek,
zoodat, wanneer hij door persoonlijk onderzoek beter had kunnen ingelicht
worden dan door een schriftelijk, dit voor zijne verantwoording blijft.
Door den heer Dr. Bronsveld wordt opgemerkt, dat die woorden
er in gebracht zijn om de kosten te verminderen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorgestelde Artikel aangenomen.
121
Bij Art. 3 vraagt de heer Dr. Cannegieter of hier niet imperatief
kan worden opgetreden.
De heer Dr. Bronsveld acht het op zich zelf gewenscht, dat de
depots provinciaal wordenmaar zou het niet raadzaam achten den wenk
van den heer Dr. Cannegieter op te volgen.
De heer Dr. Hulsebos merkt op, dat het soms van belang kan
wezendat men in de hoofdplaatsen der Classes het depot vinden kan
en niet naar de hoofdplaats der provincie tot raadpleging van het depot
behoeft te gaan. Men moet zich ook niet voorstellendat de depots zóó
groot behoeven te zijn.
De Artt. 3 en 4 worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Ten opzichte van Art. 5 merkt de Hoogleeraar Dr. Offerhaus op,
dat door de misschien ver verwijderde woonplaats van den archivaris dit
Artikel groot bezwaar kan opleveren.
De heer Schuurman vraagtof de eigenaars geen vrijen toegang
tot het depót moeten hebben; terwijl de heer Loeff het Artikel onder
steunt, wijzende op stukken, die gebruikt, maar niet op tijd teruggegeven
worden.
De heer Dr. Hulsebos merkt op, dat er een tijd geweest is, dat
men gemakkelijk uit musea een of ander stuk te leen krijgen kon; maar
tegenwoordig is men daar niet zoo gemakkelijk meer in. Belangrijke
stukken moeten niet in bruikleen afgestaan worden.
De heer Dr. Offerhaus vreest groote belemmering in de studie
door het niet uitleenen van stukken.
Het Artikel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De artt. 6 en 7 (welk laatste Artikel als Art. 2 zal worden opge
nomen) worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij Art. 8 merkt de President opdat dit Artikel alleen de beteekenis
kan hebbendat de kosten uit de Algemeene Kas komen zullen.
De heer Dr. Cannegieter wil bij aanneming van het Reglement,
aan de Synodale Commissie opgedragen zien maatregelen te beramen tot
uitvoering van dit Artikel.
De heer Dr. Bronsveld wil het Artikel zóó laten staanen meent,
dat misschien uit de Generale Kas aan de Algemeene Kas tot dit kerkelijk
doel een bijdrage zou kunuen gegeven worden.
De heer Dr. Hulsebos verwachtdat het geld wel komen zalhoe
meer de Kerk zich op een goeden weg zal begeven.
Art. 8 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.