104 zeer geschikt het vloeipapier vervangenomdat het wel is waar duurder, maar ook taaier is en minder krimpt. De ervaring op mijn bureau heeft echter geleerd, dat in beide opzichten daarboven nog de voorkeur verdient het zoogenaamde sigarettenpapier, dat denzelfden lichtgelen tint als het nieuwe Japansche papier heeft, goedkooper is en veel minder krimpt, terwijl het overal te verkrijgen is; voor het innaaien is echter ook dit papier geheel ongeschikt. S. M. De archieven der Nederlandsche Hervormde Kerk in 1902. i. De rede, waarmede de Voorzitter van onze Vereeniging de te Groningen gehouden jaarvergadering geopend heeft, heeft, gelijk te ver wachten wasnogmaals de aandacht gevestigd op de zaak der kerkelijke archieven en op de houding, die de kerkeljjke ambtsdragers en de kerkelijke mannen in die aangelegenheid hebben aangenomen. Behoudens eene korte opmerking van Dr. Bronsveld heeft intusschen slechts een enkel persoon getracht het bondig vertoog van mr. Muller te weerleggen. Het was de heer Dr. \V. P. C. Knuttel, die in de Nederlandsche Spectator van 2 Augustus het standpunt der Synode verdedigde. Z. i. heeft de laatste zeer terecht als eisch gestelddat de kerk in „de absolute (lees absoluut) vrije beschikking over hare archieven" blijft gehandhaafd, al erkent de schrijver ook volkomen, dat de Synode onmachtig is zelve voor de kerkelijke archieven te zorgen: „De gemeenten dwingen tot uitgaven, welke zij niet kunnen bekostigen, kan zij niet, en geld om zelf die verzorging op zich te nemen heeft zij niet. Dan rest slechts het in bruikleen geven aan de rijks-depots, en dat wil zij niet." Dan komt de heer Knuttel op tegen de bewering, dat de Synode de openbaarheid der kerkelijke archieven schuwt, en hij beroept zich op de uitgave der Acta van de heeren Reitsma en Yan Veen, en op de hem zelf bij zijne onderzoekingen betoonde welwillendheid. Ook tegen het zeggen van mr. Muller, dat de Katholieken geene of slechts onbe duidende archieven hebben, komt de heer Knuttel in verzet, zich be roepende op de talrijke publicaties uit Katholieke archieven in Katholieke tijdschriften. Het bloeien dier tijdschriften schrijft de heer Knuttel niet toe aan de meerdere belangstelling in Katholieke kringen voor de kerk geschiedenis dan in de Hervormde kerk wordt waargenomen, maar aan het feit, dat de Hervormden het terrein reeds vele jaren hebben bearbeid. „Het vermoeden van mr. Muller", zoo eindigde de heer Knuttel, „dat er na deze redevoering slippendragers der Synode zullen gevonden worden, waarvan hij het volgende verwacht: „Omdat ik iets goeds heb 105 gezegd van den paus en van een paar Katholieke tijdschriftenzullen zij beweren, dat ik samenspan met de Jezuïten, misschien dat ik mij aan hen verkocht heb", ga ik met stilzwijgen voorbij als beneden de waardigheid van hemdie haar neerschreef. De veronderstelling, die den heer Knuttel zoo onaannemelijk scheen, verwezenlijkte zich spoedig. De heer Wildeman schreef eene brochure1), waarin hij verklaarde, dat de rede van mr. Muller hem genoopt had onze Vereeniging te verlateDen waarin hij tevens als zijne meening te kennen gaf, dat mr. Muller's wijze van polemiek voeren „gerust (kan) worden geweten aan ultramontaansche invloeden"en ten slotte onzen Voorzitter toevoegde: „door de waarheid te erkennen zoudt zekere vrienden verliezendie U vermoedelijk niet kan missen. Natuurlijk heeft de heer Muller op dat geschrijf niet geantwoord, en was hij daardoor tevens ontslagen den heer Knuttel op diens laatste opmerking te woord te staan. Overigens deed hij in zijn antwoord aan laatstgenoemde, opgenomen in de Nederlandsche Spectator van 6 Sep tember, nog eens duidelijk uitkomen, hoe onverantwoordelijk de Synode, die zelf niet in staat is voor de kerkelijke archieven te zorgen, handelt, door bij voorbaat de hulp van het Rijk af te wijzen, hoe onbetamelijk haar optreden is, waar zij die afwijzing weigert te motiveeren, en hoe later gebleken is, dat die weigering ingegeven werd door vrees voor open baarheid. Dat dit vroeger anders was, ontkent mr. Muller niet; thans bestaat die vrees bij de kerkelijke heeren wel degelijk. Ten slotte worden dan nog de opmerkingen van den heer Knuttel over de Katholieke archieven weerlegd: de zoogenaamde Katholieke archieven zijn, met uit zondering misschien van het archief van het Haarlemsche bisdom, niet anders dan handschriftenverzamelingen. Daarmede nam de polemiek een einde. Intusschen staat ons nog meer te wachten. Althans de heer Wildeman schrijft in zijn brochure: „Wij gevoelen ons aangenaam verplicht aan anderen, meer bevoegden, over te laten om Mr. Muller op zijn onwaar heden, partijschap en onkunde in zake de kerkelijke archieven^ te wijzen. Die striemende slagen zullen niet lang op zich laten wachten II. De Synode was inmiddels 16 Juli 1902 bijeengekomen. Het voor beeld van het vorige jaar volgende, zullen wij uit hare Handelingen mededeelen, wat zij omtrent de archieven bevatten. Men kan een en ander croepeeren om twee punten: het eene betreft de beantwoording der circulaire van 21 Augustus 1901 uo. 296 (zie Archievenblad X blz. 109); de daarop betrekkelijke extracten zullen in de volgende aflevering worden 1) De rede van Mr. S. Muller Fz. getoetst aan de waaiheid.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 14