98 aanvaller, zelf mede te lachen over zijn ongeval. Als een wat aanmati gend jong spreker, wiens voordracht door tijdgebrek in twee jaarverga deringen was uitgesteldgevaar loopt zijne zaak te bederven door zijn ongeschikten toon, ziet hij er niet tegen op, dadelijk na hem het woord te vragen om te verklarendat hetzij door de gebrekkige akoustiek der zaal, hetzij omdat de spreker, die zijne rede „drei Jahre unter dem Herzen getragen hat", zeer verklaarbaar wat nerveus was toen het uur der verlossing eindelijk naderde, waarschijnlijk niemand in de zaal iets van het gesprokene zal begrepen hebben reden waarom hij zich veroor looft het kortelijk te resumeeren en de voordracht, waarom het gaat, te redden. Geen oogenblik laat hij zich jn de vergadering vergeten; maar het best schijnt hij toch op zijne plaats onder een glas bier, dat hij zich niet ont ziet, als hij het niet elders krijgen kan, vriendelijk glimlachend over den schouder heen aan een of anderen collega te ontnemen en op te drinken. Zoo is Grotefend, de beroemde schrijver van het handboek der chro nologie, dat ons allen onschatbare diensten bewezen en ontzaggelijk ver veeld heeft! S. MULLER Fz. Het Krijgsgeschiedkundig archief. Men leest in het zevende jaarverslag van de Nasporingen en studiën op het gebied der Nederlandsche k r ij 2; s ge- schiedenis: Naar aanleiding eener tusschen de heeren Ministers van Oorlog en van Binnenlandsche Zaken gevoerde correspondentie, betreffende het overbrengen van een gedeelte der archieven van het Departement van Oorlog namelijk die, be- hoorende tot het zoogenaamde Depót van Archieven, omschreven in den inventaris van Thielen naar het nieuwe Rijks-Archiefgebouw, en overeenkomstig de Mini- steriëele lastgeving van 18 Februari 1901 le Afd. No. 39, diende de ondergetee- kende bij schrijven van '26 April d. a. v. No. 112 aan den Minister van Oorlog een ontwerp in tot gedeeltelijke splitsing van bedoelde archivalia. Het voorstel strekte o. a. om alle stukken betreffende oude vestingen enz. aan het Archief der Afdeeling Genie; om het zoogenaamde „Brusselsche Verbaal", loopende van Februari 1814 tot 8 Juli 1815, alle rapporten en verslagen over de oorlogsjaren 1813, 1814 en 1815, 1830 tot 1839 aan het Krijgsgeschiedkundig Archief van den Generalen Staf toe te wijzen. De voor het Rijks-Archief te bestemmen stukken worden geraamd op een plankenlengte van 500 tot 600 meters. Het Oorlogsbestuur vereenigde zich bij beschikking van 12 Juli 1901 le Afd. No. 41 in beginsel met het voorstel, mits enkele wijzigingen o. a. om alle voor de Afdeeling Genie aangewezen stukken en documenten te bestemmen voor het Algemeen Rijks Archief; tevens met opdracht om in nader overleg te treden met den Algemeenen Rijks-Archivaris Jhr. Mr. yan Riemsdijk. Aangezien deze Hoofd-Ambtenaar de splitsing der dossiers zooveel mogelijk wcnschte te beperken, was een nieuwe schikking noodzakelijk. Wegens den daartoe gevoiderden tijd en bij veelvuldige andere werkzaamheden konden de nieuwe lijsten nog 99 niet worden afgesloten, doch zullen onder inachtneming der voormelde op 12 Juli voorgeschreven wijzigingen, aan Uwe Excellentie ter goedkeuring worden onder worpen. Het overbrengen der archivalia naar het Rijks-Archief zal daarna gelei delijk en bij gedeelten, door tusschenkomst van Uw Departement, kunnen plaats hebben; telkens onder min of meer gedetailleerde opgave dezerzijds aan Uwe Ex cellentie omtrent hetgeen ter verzending gereed ligt. Moet uit deze inededeeling worden afgeleid, dat de Minister van Oorlog er van heeft afgezien, de militaire archieven te concentreeren in het Algemeen rijksarchief, gelijk de heer De Bas oorspronkelijk wen- schelijk achtte, en dat de bedoeling is het Krijgsgeschiedkundig archief, dat tot heden eene verzameling afschriften bevatte, tot een twaalfde rijksarchief-depót te maken Op die wijze zou de geheele inrichting onzer rijksarchieven ontwricht worden. Bovendien schijnt uit dezen passus te volgen, dat de archieven van het departement van oorlog zullen worden verdeeld tusschen het Algemeen rijksarchief en hot Krijgsgeschied kundig archief, waarbij zelfs eene toewijzing der stukken, behoorende tot hetzelfde dossier, deels aan het eene, deels aan het andere depót, niet uitgesloten schijnt. Eenige opheldering in deze is hooggewenscht. Red. Kleinere bijdragen. Kreis-archieven. In het Weekblad voor de Bur gerlijke administratie dd. 20 September 1902 bespreekt mr. J. C. Overvoorde het opstel over de gemeentearchieven, door mr. P. van Meurs in de laatste aflevering van den vorigen jaargang van het Archievenblad (blz. 197) medegedeeld. Na een overzicht gegeven te hebben van den inhoud van het eerste gedeelte der verhandeling, gaat de schrijver aldus voort: Zien wij ten slotte in hoeverre de door den schrijver aangegeven oplossing aan te bevelen is. In het belang der oude bescheiden is opname in een der rijks archieven zeker verreweg te verkiezen boven het behoud van den tegenwoordigen gebrekkigen toestand, doch dit voordeel is ook te bereiken, zonder dat de hieraan verbonden nadeelen er mede gepaard behoeven te gaan. De overgave der oude archieven kan verzocht worden, doch van een opeischen door den staat kan geen sprake zijn, daar deze het eigendom zijn der gemeenten. Wie op grond van het wetenschappelijk belang der bescheiden een recht van toeëigening door den staat zoude willen verdedigen, zoude op diezelfde gronden ook aan den staat het recht moeten toekennen om oude kunstvoorwerpen van de ge meenten op te eischen ten bate der rijksmusea. Het gevolg zal dus zijn, dat slechts een gedeelte der gemeenten aan de uitnoodiging voldoet, en dat juist zij, die het slechtst voor hare archieven zorgden, opzien tegen de moeite van de verplaatsing, terwijl omgekeerd de gemeenten, die nog betrekkelijk goed er voor zorgden, en zich hiervoor uitgaven getroostten, de gelegenheid het eerst zullen aangrijpen om deze kosten over te brengen op den staat. Worden nu, om dit fe keeren, bij voor-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 11