68
jaer ons Heeren dusent enz? Een vermelding van het jaarcijfer is even
voldoende en bespaart bij beschrijving en correctie van drukproeven veel
tijd, die nuttiger kan besteed worden. Ook had men den lezer aldus op dezen
inventaris bijna een vel te doorworstelen kunnen besparen. Alleen waar
de omschrijving van het jaartal op afwijkende wijze geschiedt, is er m. i.
aanleiding om deze in extenso te vermelden.
Bij verschillende stukken blijkt, dat door een cureit of een scholt
(no. 425) is gezegeld, zonder dat uit het regest zelf blijkt, in welke ver
houding deze tot de handeling stond. Het ware wenschelijk dit ook uit
het regest te doen blijken. Het onder twee nummers (144 en 145)
in de regestenlijst vermelden van verschillende afschriften van eenzelfde
uitspraak is waarschijnlijk als een lapsus te beschouwen.
Behoudens de kleine opmerkingen, waartoe ik mij verplicht achtte,
breng ik gaarne een woord van waardeering voor dezen degelijk bewerkten
inventaris van eene rijke verzameling van deels voor de provincie Gro
ningen zeer belangrijke stukken. De samensteller heeft het naslaan van
den inventaris en regestenlijst zeer vergemakkelijkt door uitvoerige regis
ters van plaats- en personennamen (61 bladz.) en van zegels (7 bladz.),
en door de vermelding van de werken, waar de bescheiden in druk te
vinden zijn. Ik geef hem hierbij alleen in overweging om in het vervolg
niet naar de bladzijde te verwijzen, maar naar het nummer van den in
ventaris of van de regestenlijst.
Leiden, 1 Sept. 1902. J- C. Overvoorde.
Mr. C. P. L. Rutgers. Familiearchief van het geslacht van Bolhuis
te Warffum. 11 bladz.
Deze inventaris is op gelijke wijze ingericht als die van Farmsum,
doch mist regestenlijst en registers. De verzameling is beknopt (69 num
mers) en in belangrijkheid niet met die van Farmsum te vergelijken.
De bescheiden zijn in 1900 uit de nalatenschap van mej. T. Arkema
naar het Rijksarchief overgebracht, waarna de archivalia der rechtstoelen
en zijlvesten tot de betrokken archieven zijn teruggebracht. Onder de
archiefstukken zijn verschillende, die in de bibliotheek eene betere plaats
hadden gevonden, o. a. no. 5, 43 en 48 reisjournalen, no. 19 gedrukt
landrecht met aanteekeningen, no. 33, 37, 39, 40, 44, 45 en 46 gedichten,
en een deel der onder de tweede afdeeling beschreven, als niet tot een
lid der familie terug te brengen stukken, waaronder recepten (no. 68) en
nieuwjaarswenschen (no. 69).
De verzameling bewijst voor de zooveelste maal, dat het onjuist is
om bij dergelijke allegaartjes van een familie-a r c h i e f te spreken.
J. C. O.
69
Mr. J. A. Feith. Huisarchief Allersma. 9 bladz.
Deze verzameling is langzamerhand gevormd bij de opvolgende eige
naars van het huis Allersma en door Jhr. Mr. R. M. A. de Marees van
Swinderen aan het Rijksarchief te Groningen geschonken, toen het huis
aan sloopers was verkocht. De inventaris bevat 25 nummers, verdeeld
in I. stukken betreffende ambten en waardigheden van de bewoners, en
II. stukken betreffende hun persoonlijke en vermogensrechtelijke aange
legenheden.
Reeds vroeger waren door den laatsten eigenaar handschriften aan
het archief geschonken, die men teruggebracht heeft tot de betrokken
archieven, hetgeen ook met no. 5 had moeten geschieden, terwijl no. 24
(reisverhaal) een plaats had kunnen vinden in de bibliotheek.
De beschrijving is goed en duidelijk, doch onduidelijk is wat
de samensteller heeft willen leveren een inventaris of een regestenlijst.
In het eerste geval had voor de charters de regestvorm niet mogen ge
kozen worden en in een regestenlijst behooren de registers niet tehuis en
had de beschrijving der brieven (4 en 5) anders moeten luiden.
Registers van plaats- en personennamen ontbreken.
J. C. O.
CiESARE Paoli. Grundriss zu Yorlesungen ueber Lateinische Palseo-
graphie und Urkundenlehreaus dem Italienischen uebersetzt
von Dr. Karl Lohmeijer, Prof. zu Koenigsberg i./Pr. Inns
bruck, Wagnersche Buchh.
Het werkwelks titel hierboven staat afgeschrevenis eene omwer
king en uitbreiding van een veel beknopter boekje „Grundriss der Lat.
Pal. und der Urkundenlehre" door den Italiaanschen Hoogleeraar Paoli,
ten jare 1883 uitgegeven, en 2 jaren later in het Duitsch overgebracht.
De gunstige ontvangstaan dat overzicht te beurt gevallengaf den
schrijver gereede aanleiding dien korteren arbeid uittebreiden en omte-
werken.
Die uitbreiding heeft een nieuw boek doen ontstaan. Telde toch de
vroegere Grundriss (Programma) slechts 77 bladzijden, de hier aange
kondigde omwerking bestaat uit 3 stukken, samen ongeveer 420 blad
zijden vormende. En dat ook dit grooter werk zich in veler bijval mocht
verheugenblijkt uit de onlangs noodig geworden derde druk van het
eerste stuk, de Latijnsche palseographie behandelend.
De onlangs overleden schrijver heeft zijne stof gesplitst in 3 hoofd-
afdeelingen I. Lateinische Palseographie, II. Schrift und Buecherwesen
III. Urkundenlehre.
De palseographie wordt behandeld in 7 hoofdstukken. De drie eerste
bespreken de vormen van het Latijnsche schrift in zijne 3 verschillende