44 1899) deelde Archivrath Dr. Sello uit Oldenburg mededat hij bij proeven met zapon op zegels uit de 13de en 14d0 eeuw goede resultaten had verkregen. Hij zeide aldaar o. a. „Bei den Wachssiegeln aus dem 13. und 14. Jahrhundert hat sich das Zapon bewahrt, es muss aber ein mir unbekannter Bestandtheil darin sein, der das bewirkt. Sie sehen hier ein anderes Siegeldas ist weniger intensiv mit Zapon behandelt, es ist nur mit einem Pinsel bestrichen worden. Es war so weichdass man es tief eindrükken konnte, jetzt ist ist es auch viel harter geworden also diese Materie vertriigt das Zapon. In einem andern Falie war ein Siegel aus dem 15. Jahrhundert, ein auf- gedrucktes Wachssiegel aus ganz diinnem grünen Wachs, durch eine Ungeschicklichkeit von mir auch stark mit Zapon in Berührung gekommen, das Zapon lief über und ich strich es nicht gleich weg. Da ist eine Veranderung eingetreten, da hat sich etwas gelost und die Schrift sich verwischt. Wenn man also mit solchen Siegeln versehene Urkunden zaponieren will, muss man sich sehr in Ac'nt nehmen und die Siegel etwa durch einen Ring von Ivnetwachs isoliren." Tot mijn spijt ben ik niet in de gelegenheid u een zegel uit de dertiende eeuw te toonendat de door Archivrath Dr. Seli.o beschreven behandeling heeft ondergaan. Ik heb ook geen proeven kunnen nemen met week geworden zegels, daar deze niet tot mijne beschikking waren. De brokstukken van zegels, die deze symptomen van weekheid vertoonen, zijn pas dezer dagen in mijn bezit gekomen en zijn trouwens ook niet uit de 13de en 14de eeuw. Ik leg er den nadruk op, dat ik geenszins de door Dr. Sello gewonnen resultaten in twijfel wensch te trekken maar uit mijn geheel voorafgaand betoog zal het u reeds duidelijk geworden zijndat ik het met zijne verklaring niet eens ben en ook met zijne waarschuwing, ten minste niet ten volle kan meegaan. Immers scheikundig staat het vast, dat zapon door het daarin voorhanden amy- lacetaat was moet oplossen; dat dit inderdaad en in hooge mate het geval is, bewijzen de hier tentoongestelde oplossingen van verschillende was- soorten, afkomstig van zegels uit de 14de tot de 16de eeuw. Hoe grooter de hoeveelheid zapondes te vloeibaarder is de oplossing geworden. De waarschuwing van Dr. Sello „dass man sich sehr in Acht nehmen muss" bij de behandeling van zegels met zapon, geldt dus niet alleen voor zegels uit de 15de eeuw, maar voor alle waszegels zonder uitzondering. M. i. geeft Dr. Sello de oorzaak van de „Veranderung" zelf aan, wanneer hij verklaart, dat het zegel uit de 15d<= eeuw „s t a r k mit Zapon in Bertihrung gekommen ist" en er aan toevoegt: „das Zapon lief über und ich strich es nicht gleich weg". Begrijp ik de laatste zinsnede goeddan had er een afwissching plaats, nadat het amylacetaat het was reeds opgelost had, zoodat er dus noodzakelijk 45 eene beschadiging van het zegel moest plaats hebben. Had Dr. SelLO het zapon laten opdrogen, zonder aan het zegel te raken, dan had onmogelijk eene beschadiging kunnen volgen, tenzij eene groote overmaat van zapon op het zegel was blijven staan en in dit geval geldt ook voor de zaponbehandeling het spreekwoordAl te veel is ongezond. De vraag is nu: is zapon aan te bevelen als conserveeringsmiddel ja of neen M. H. Na mijne inleiding en mijne proeven, zult gij er niet aan twijfelen, of ik kan deze vraag slechts beantwoorden met een volmondig ja. Mijne proefnemingen toch hebben mij slechts goede eigenschappen van het zapoD getoondop slechte ben ik niet gestuit, tenzij gij het glanzig worden van het perkament en enkele andere kleine nadeelenzooals het ongevoelig blijven van gezaponneerd papier of perkament voor een reagentie- middel of het aantasten van anilinekleuren als zoodanig mocht willen opvattenen ook uit de litteratuur is mij niet geblekendat eenig proef nemer slechte resultaten heeft verkregen. Evenwel wensch ik nog de aandacht er op te vestigen, dat deze proeven slechts loopen over een betrekkelijk korten tijd 2); of de resultaten blijvend zullen zijn, moet de tijd leeren. Mijn archivarisgemoed laat mij daarom niet too U aan te raden alle onder U berustende archivalia te zaponneeren; slechts met die, voor welke periculum in mora bestaat, kan ik U aanraden een proef te nemen. De heer rijksarchivaris in Friesland is ten minste van plan het zoo te doen daar het laatste woord in dezen nog niet gesproken is. Niettegenstaande deze laatste beperking hoop ik te hebben aange toond en bij U de overtuiging te hebben gevestigddat zapon eene belangrijke aanwinst is voor de conserveering van onze archivalia. In het belang van deze zou het zeer wenschelijk zijn, dat in onze archieven evenals in de Duitsche, proeven met dit conserveeringsmiddel werden genomen en de uitslag bekend werd gemaakt. Alvorens te eindigen acht ik het mijn plicht openlijk mijnen dank te betuigen aan den heer Bos voor enkele mededeelingenmaar vooral aan mijnen chef Mr. Berns, die niet alleen de goedheid had, mij in de gelegenheid te stellen deze proefnemingen te doen, maar mij ook steeds met zijne goede raadgevingen ter zijde heeft gestaan. Dr. M. SCHOENGEN. Vergl. Sciiill en Posse passim. 2) Vergl. Schill, Anleitung blz. 15.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1902 | | pagina 27