34
moeten na het zaponneeren dof, gladde en glanzende voorwerpen daaren
tegen onveranderd glad en glimmend blijven.
11°. Strijkt men zapon op glas of op een spiegel, dan moet het
een absoluut doorschijnend laagje vormen, zoodat men de aanwezigheid
er van ten hoogste op de plaatsen van overgang van het niet gezapon-
neerde gedeelte kan opmerken. Barstjes en rimpels, zooals die optreden
na bewerking met collodium, collodium-elasticum of vooral bij gelatine
mogen bij zaponbewerking niet voorkomen.
12°. Zaponneert men een stuk buigbaar blik, dan mag bij of door
het buigen van het metaal de laag zapon noch afschilferen noch barsten
krijgen. Uit deze laatste proef blijkt ten duidelijkste dat de zaponlaag
niet in het minst kleverig is, dat deze laag zeer hard is, zoodat nauwelijks
met een nagel er krasjes in gebracht kunnen worden. Ook is ze overal
gelijkmatig, zelfs aan de kanten.
Zooals gij u uit de door mij gedemonstreerde proeven hebt kunnen
overtuigenstemmen de verkregen resultaten op een enkele uitzondering
na volkomen overeen met de bovenvermelde conclusies van Dr. Schill.
Door mijne onderzoekingen nl. is mij gebleken, dat het zapon aan
den eisch, welken Dr. Schill in No. 10 stelt, nl. dat het zapon den
aard of het karakter van het gezaponneerde voorwerp niet wezenlijk mag
veranderen, niet in alle gevallen, of tenminste maar tot op zekere hoogte
voldoet. Zoo heb ik o. a. kunnen constateerendat enkele papiersoorten
door de behandeling met zapon donkerder gekleurd wordendat andere
papiersoorten daarentegen dit verschijnsel absoluut niet vertoonen. Wel
is ieder gezaponneerd papier van een niet gezaponneerd, behalve door
den eigenaardigen aan peardrops herinnerenden reuk, ook vooral daardoor
te onderscheidendat het meer doorschijnend wordt. Dit laatste is vooral
het geval met het Japansch papier; het wordt helderder van kleur en
veel doorzichtiger door de zaponbewerking.
Zekere perkamentsoortenvooral die van eene normale stevigheid
en die dus weinig poreus zijn, vertoonen na de behandeling met onver
dund zapon eenen sterken glans. Ditzelfde verschijnsel is eveneens duidelijk
waarneembaar bij de behandeling van zegels, die nog hunne oorspronke
lijke hechtheid bezitten. Verdunde ik daarentegen het zapon met de door
Dr. Perl in den handel gebrachte „Verdünnungsflüssigkeit" dan was er,
hoewel ik zeer goede resultaten verkreegvan een glans op het perkament
niets te bespeuren het perkament behield zijn oorspronkelijk karakter
ten volle.
De oorzaak van het glanzend worden is daarom niet zoozeer in de
slechte eigenschappen van het zaponals wel in de ongeschikte behan-
ling der oorkonde te zoeken. Talrijke proevenzoowel op perkament
als op papieroorkondenhebben mij bewezendat eene van de eerste
35
en voornaamste regels bij de zaponbehandeling van archiefstukken is en
moet zijn
Hoe poreuzer het perkament of papier, des te sterkere zaponoplossing,
hoe minder poreus de voorwerpen, des te zwakkere oplossing.
De techniek van het zaponneeren is zeer eenvoudig. Bij mijne
proefnemingen heb ik de door de reeds meermalen genoemde heeren
aangegeven methodes gevolgd. Ik verwijs hiervoor naar hunne reeds
aangegeven werken.Slechts dan zal ik in het vervolg eene meer uit
voerige beschrijving van mijne eigene manier van werken gevenwanneer
deze van die der bovengenoemde heeren verschilt of door hen niet wordt
aangegeven. Dit zal vooral moeten gebeuren bij de bespreking der
zaponbehandeling van zegels.
Nu ik U met de hoedanigheden van zapon heb bekend gemaakt,
ga ik over tot de bespreking van zapon
1. als conservoeringsmiddel van papier en perkament.
2. als kleefmiddel bij papier en perkament.
3. als conserveeringsmiddel van waszegels.
I. Zapon was reeds lang in de industrie-wereld bekend als conser
veeringsmiddel van metaal, vooral om het oxydeeren er van tegen te
gaan en te verhoeden.
Op den eersten blik zou men niet vermoeden, dat deze goede
hoedanigheid van zapon ook in het archiefvak voortreffelijke diensten
kon bewijzen. En toch, welk archief bezit niet een of ander zegel met
een blikken omhulsel, dat, geoxydeerd, het perkament beschadigt door
roestvlekken. Een corpus delicti kan ik u toonen uit het archief Schwart-
zenberg (oorkonde 1554 Aug. 28). Ik heb alleen den bodem aan den
binnenkant gezaponneerd en gij allen kunt constateeren, dat er na verloop
van twee jaren geen roestvlekje op te bespeuren valt, dat daaren
tegen de niet gezaponneerde randen en de ondervlakte wederom sterk
geoxydeerd zijn, niettegenstaande ik de roest voor twee jaren er zorg
vuldig van verwijderd heb en het stuk in ons archief in hyperdroge
lucht bewaard werd.
Maar bij onze dagelijksche bezigheden is het eene zeer groote uitzon
dering dat wij metalen voor bederf hebben te bewaren. Onze taak is
oude dokumenten op perkament en papier voor bederf te behoeden;
dokumenten, die ons lief zijn en die, alle moeite en zorg ten spijt, den
weg van al het vergankelijke gaan, zonder dat wij, volgens het oordeel
van onze grootste zaakkundigentot heden een afdoend middel gevonden
hebben, om deze corruptie te verhinderen.
Vgl. Schill, blz. 7 en Posse, blz. 16,