30
in dezen zelfden tijd de kerkhistorische organen der Katholieke kerk in
Nederland. Twee organen heeft zij: de Bijdragen voor de
geschiedenis van het bisdom Haarl e m en het Archief
voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht.
Deze tijdschriften bestaan sedert 1872 en 1875, en onder de bescherming
der kerkvorsten bloeien zij. Reeds 26 en 27 deelen tellen zij, terwijl
bovendien ook in den Katholiek telkens ernstige artikelen van kerk-
historischen aard verschijnen. Het Kerkhistorisch archief heeft
in dezelfde periode (sedert 1872) 11 deelen in het licht gezonden.
De kerkelijke kunst, die Moll en Acquoy zoo na aan het hart lag,
heeft onder de Protestanten geheel geen orgaan. Maar de Katholieken
hebben de uitgaaf van hun Gildeboek aangedurfden sedert deze
onderneming te machtig is gebleken, geeft het gild van St. Bernulphus
toch bijna jaarlijks een rijk geïlustreerd verslag, geheel gewijd aan de
geschiedenis der kerkelijke kunst, eene rijke bron voor hare studie.
Inderdaad, de belangstelling van de mannen der Hervormde kerk
in de kerkgeschiedenis is wel zéér gering. Geen wonder, dat de kerkelijke
archieven overal verwaarloosd worden! Want wie stelt grooten prijs op
hun behoud? Waarheen men het oog wendt, overal ontmoet men hier
gebrek aan warmteonverschilligheidgemis aan helder inzicht in het
hooge belang van de archieven voor de geschiedenis. En dit is niet alles
terwijl men zelfde archieven niet gebruikt, wordt het gebruik daarvan door
anderen thans niet alleen niet bevorderd, maar zelfs naar vermogen belemmerd.
Waarlijk, het strenge oordeel van Mr. Fruin schijnt maar al te juist: de vrees
voor openbaarheid der archieven weegt bij de kerkelijke autoriteiten zwaarder
dan het gevaar van hunne verwaarloozing. En zoo de Synode aan het
behoud en aan de goede bewaring der archieven weinig schijnt te hechten,
zoo zij althans daarvoor geene opoffering van eenig belang (opoffering
noch van bezwaren noch van geld) wenscht te doendan handelt zij
volkomen in den geest harer committenten.
Ook in dit opzicht was het Dr. Bronsveld die in de laatste
vergadering de eer der Synode ophield door een warm woord in het
belang der archieven. Hechten wij groote waarde aan onze archieven
vroeg hij. „De regeering hecht er kennelijk meer waarde aan dan wij;
maar zij zijn voor ons van zéér groot belang. Wil de Synode de hand
houden aan de archievendan moet zij er wat geld voor over hebben."
„Hechten wij groote waarde aan onze archieven?"
Niemand antwoorddemaar de besluiten der Synode gaven een antwoord
welsprekender dan een lang betoog.
Ik eindig. Ik had behoefte dit alles, dat mij op het hart lag, eens
duidelijk uit te spreken. Of het baten zal? Ik maak mij daarover niet
31
de geringste illusie. De Synode en hare volgelingen bewegen zich in een
anderen kring van gedachten en opvattingen dan wij; redeneeren daartegen
baat niet.
Voor zestig jaren waren er velen, die groot bezwaar hadden tegen
spoorwegen. Ik verbeeld mijdat het weinig nuttig zou geweest zijn
denzulken te betoogen, dat deze ongewone en betrekkelijk gevaarlijke
nieuwigheid, wanneer men maar eerst daaraan gewend was, bepaaldelijk
nuttig zou blijken in die mate, dat het zaak scheen aan het geringe
gevaar het hoofd te bieden. Tegenwoordig is het ras van hen, die de
spoorwegen zouden willen weren, nagenoeg uitgestorven; alleen op het
platteland en in den achterhoek vindt men wellicht nog enkele exemplaren
daarvan. Maar als men dezen mocht trachten te overtuigen, dan zouden
zij gewis nog altijd onveranderlijk antwoorden, dat spoorwegen rare en
griezelige dingen zijn, waarmede men moet oppassen. Zoo ook hier.
Het reglement, dat de Synode dezen zomer hoopt vast te stellen, zal
waarschijnlijk voorschriften bevatten over het aanschaffen van brand
kasten enz.maar het zal stellig weder inhouden den dringenden raad
om „in elk geval" de archieven geheim te houden.
Neen, mijn protest zal niet baten; ik ben daarvan overtuigd. De
leiders zullen zwijgen dat is waardig en dat is ook gemakkelijk. Maar
de slippendragers der Synode zullen niet zwijgen. En weet gij wat zij
zeggen zullen? Dit. Omdat de Synode een aanzienlijk kerkelijk lichaam
is, zullen zij met een machtwoord verklaren, dat zij uitnemend bevoegd
is om te oordeelen ook over archief belangen. Omdat ik iets goeds heb
gezegd van den paus en van een paar katholieke tijdschriftenzullen zij
beweren, dat ik samenspan met de Jezuiten, misschien dat ik mij
aan hen verkocht heb. En het bewijs van mijn ongelijk? Zij zullen
opdisschen een verhaaldat ergens in een afgelegen plaatsje een stuk
uit een kerkelijk archief verdwenen is ongeveer in den tijd, toen een
onbekende kapellaan in de buurt gezien werd. En terwijl ieder weet,
dat hoopen kerkelijke archieven liggen te beschimmelen en te verrotten,
terwijl schoonmakende domineesvrouwen en onkundige domineeserf
genamen jaarlijks ongehinderd pakken met kerkelijke archieven kunnen
verscheuren en opruimen, zal men over dit éene verdwenen archiefstuk
een misbaar maken als over een gruweldie ten hemel schreit. Omdat
het behoud der Nederlandsche Hervormde kerk van dit stuk afhangt?
Neen, omdat het compromitteerend scheen voor andersdenkenden. Maar
het misbaar zal spoedig uit zijn; want ik zal op dergelijk geschrijf niet
antwoorden.
Op dit oogenblik is er niets voor ons te doen. Maar onze zaak
zal overwinnen. Langzaam maar zeker zal zich de overtuiging baan-
brekendat het behoudde goede bewaring en de volledige kennis harer