28 gaf door eenvoudig de aandacht te vestigen op Jonge advocaten, die zich met archieven bezighouden". Waartoe deze beperking? Gewoonlijk stelt men den eischdat een archivaris bekwaam zij; men mag bepaaldelijk ook verlangendat hij betrouwbaar zij. Maar heeft men ooit gehoorddat de gemeente Leiden den eisch heeft gesteld, dat haar archivaris te Leiden geboren zou zijn? of dat een waterschapsbestuur zijn archief alleen ter regeling heeft willen toevertrouwen aan iemand, die binnen het waterschap gegoed was? Wat beteekent dan de eisch? Moeten wij gelooven aau een variant van het bekende: „Nul n'aura de 1'esprit hors nous et nos amis"? Of zullen wij het beleven te hooren verkondigen, dat alleen kerkelijke mannen ver trouwen verdienen? Ik voor mij geloof niet aan zulke enormiteiten; veeleer houd ik het er voor, dat men bedoelde dit te zeggen. De kerke lijke archieven moeten dienen tot opbouw der kerkelijke geschiedenis; maar de kerkelijke geschiedenis moet eene kerkelijke kleur hebben. Van kerkelijke mannen is zeker niet te verwachtendat zij onwaarheden zullen zeggen, maar evenmin dat zij onaangename waarheden over kerkelijke zaken aan het publiek zullen mededeelen. Want er zijn zaken, die waar en tevens onaangenaam zijn. En met reden zou men kunnen verwachten die te hooren verkondigen, indien men Jan en Alleman naar hartelust deed grasduinen in de kerkelijke archieven. Daarom: alleen kerkelijke mannen in de kerkelijke archieven! De kerkelijke geschiedenis moet een kerkelijk cachet hebben; zij moet dienen ad majorem gloriam ecclesiae Reformatae. Sic sit aut non sit! Zoo ongeveer zijn, verbeeld ik mij, de denkbeelden over het schrijven van kerkgeschiedenis, die in deze kringen gekoesterd worden. Zij wijken eenigszins af van de ideeën, gangbaar onder onsdie geleerd hebben, dat de wetenschap aan den geschiedschrijver vóór alles stelt den eisch van onpartijdigheid, onder ons, die gaarne de zaken van twee zijden laten bezien, om den kans te vergrooten, dat het resultaat van het dubbele onderzoek de waarheid zal nabijkomen. Zulke geschiedenis is dan ook, vrees ik, in deze kringen niet zeer populair. Over het geheel schijnt de belangstelling in de geschiedenis der kerk en in de bescheiden, die daarover licht kunnen verspreiden, in kerkelijke kringen sterk te verminderen. En zoo ik in het geheele geval iets betreur, dan is het dit, in de eerste plaats dit. Is deze opvatting te pessimistisch? Ik geloof het niet. Want alleen daardoor is de loop dezer zaak volkomen te verklaren. Zeker, ergdenkendheid en vrees zijn in dezen de leidslieden geweest. Maar deze overwegingen alleen schijnen toch niet voldoende, om de houding van de meerderheid der Synode tegenover het aanbod der regeering te verklaren. Want tegenover de gevreesde gevaren der publiciteit stonden niet onbe- 29 langrijke voordeelen. Ontheffing van verantwoordelijkheid voor de nood lijdende archievenzekerheid dat voortaan nauwlettend daarvoor gezorgd zou wordenopheffing van een postdie het budget van Synode en gemeenten tot grooten last dreigde te worden, groote kans eindelijk, dat een ruim gebruik der archieven de wat verwaarloosde geschiedenis der Hervormde kerk in een helderder licht zou plaatsen. Overwegingen voorzeker, wel geschikt om zelfs de angstvalligsten en de ergdenkendsten een oogenblik te doen aarzeleneer zij de aangebodene hulp afwezen Maar zij hebben niet geaarzeld: er was geen spoor van tweestrijd. Hoe is dit te verklaren? Wat gaf hun den moed, om zonder beraad zóó beslist op te treden? Mij komt het voor, dat alleen onverschilligheid, gemis aan belangstelling in de geschiedenis der kerk en in de bronnen, die daarover licht kunnen verspreidende houding der Synode geheel kunnen verklaren. De tijden van Moll en van Acquoy zijn voorbij. Zij zijn heengegaan, en soms wil het mij schijnendat met hen hun ruime blik en hun milde geest, hunne waardeering van andersdenkenden en hunne liefde voor de kerkgeschiedenis gestorven zijn. Ook de school van mannen, door Moll gevormdis nagenoeg uitgestorvenen aan Acquoy die toch niet minder hart voor de zaak had, is het niet gelukt vele studenten van het jongere, minder belangstellende geslacht te bezielen met zijne liefde voor het vak zijner keuze. Nog staan enkelen pal: met weemoed herdenken wij den beminnelijken Reitsma, den vriend van zoovelen onzer, die zoo wakker het initiatief genomen heeft om de kerkelijke archieven te redden en die ons dit jaar ontvallen is. Maar slechts weinigen zijn er over. Naast de ver dienstelijke predikantenlevens, die de Vrije universiteit levert, verschijnt ook van de andere universiteiten nu en dan eene enkele kerkhistorische dissertatie. Maar later hoort men weinig of niets meer van de jonge mannendie deze eerstelingen schrevende drukten van hun beroep nemen hen geheel in beslag: het is duidelijk, dat alleen de invloed van hunnen professor hen tijdelijk heeft doen belangstellen in de kerkgeschiedenis. De gevolgen blijven niet uit. Bij de enquête naar den toestand der kerkelijke archieven in de provincie Utrecht bleek slechts bij zeer enkele predikanten van eenige bijzondere belangstelling, die geleid had tot daden, tot de ordening en beschrijving van het archief hunner gemeenten. En er zijn andere aanduidingen. Zie het beroemde Archief voor kerkgeschiedenis van Kist en Royaards den statigen boom die zoolang den hof der Nederlandsche Hervormde kerk heeft versierd wat is er van geworden Het leeft nog altijd jaarlijks verschijnen een of twee dunne afleveringen kleine bloesempjesdie bewijzen dat de een maal zoo krachtige plant oud is geworden en zwak. En zie daarentegen

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1902 | | pagina 19