22
ziening van het reglement. Eene commissie werd benoemdom een
ontwerp te maken. Natuurlijk zal men daarna eene tweede commissie
benoemen, om over dit ontwerp te adviseeren. En als deze commissiën
met haar werk gelukkiger zijn dan de vroegere en ook de provinciale
kerkbesturen het reglement niet verwerpen, dan zal de Synode zonder
twijfel opnieuw eene circulaire vaststellenom het nieuwe reglement aan
de gemeenten toe te zenden. Daarna kan nog eene commissie benoemd
worden, om rapport uit te brengen over de werking daarvan. Maar dan
is men ook weder aan het einde. En wat dan
Zonder twijfel waren de bedoelingen der Synode uitnemend; maar
onmiskenbaar was het hooge college met deze zaakwaarmede liet uit
den aard niet te best vertrouwd waseenigszins verlegen. Zoolang het
zuiver negatieve adviezen goldwas men bereid genoeg ze te geven
maar zoodra het er op aankwam positief handelend op te treden, begonnen
de bezwaren. Het werk schoot niet op; er scheen niet veel uitzicbt, dat
de gevolgde weg ooit tot eene uitkomst leiden zou. Geen wonder dus,
dat enkele leden door het voorstellen van nieuwe maatregelen buiten de
orde de zaak trachtten te redden. Er werd in overweging gegeven, door
de kerkvisitatoren pressie te doen uitoefenen op de gemeenten in het
belang der archieven. Een uitstekend middel inderdaad! Maar wanneer
wij van een der leden van de Synode zelve vernemen, dat „de kerk
visitatoren vaak weinig tijd hebben en niet altijd menschen zijn, die een
oog voor de zaak der archieven hebbenmet de omineuse bijvoeging
„men moet meer plichtgevoel hebben om te doen wat de Synode vraagt",
dan mogen wij ons ook van dezen maatregel toch niet al te veel voor
stellen. En verwonderen kan het ons dan ook niet, dat de voorsteller
zijn denkbeeld terugnam. Het was Dr. Bronsveld, die ten slotte de
eer van den dag redde door een voorstel, om een „deskundige" te be
noemen, „die van de kerkelijke archieven een wetenschappelijken inven
taris (zou) opmaken en berichtenop welke wijze de archieven worden
bewaard". Over dit plan staakten de stemmen; maar op den laatsten
dag, na het mislukken van alle pogingen, veranderde één lid van ge
voelen met de kleinst mogelijke meerderheid werd het voorstel aange
nomen. Gelukkig! Wel is de maatregel nog minder dan half werk,
wel is één deskundige absoluut onvoldoende; want zelfs wanneer deze
kerkelijke archivaris het zeldzame voorrecht heeft om een bijbelschen
leeftijd te bereiken, zal het hem niet gelukken het reuzenwerk, dat hem
opgelegd zal wordenook maar voor een klein deel te voltooien. Maar
toch zal er thans iets gedaan wordenéén stap in de goede richtinger
zal een deskundige zijndie waakt over de archieven der Her
vormde kerk!
23
Ziehier het verslag van de werkzaamheden der Synode in zake de
kerkelijke archieven. Wat is uw oordeel? Op mij heeft de wijdloopige
discussie den indruk gemsakt, dat de Synode onmachtig is om het lot
der kerkelijke archieven afdoende te verbeteren. Verder dan een „wenk
om een inventaris door bevoegden te doen maken", brengt zij het niet.
Wil zij eenig toezicht uitoefenen, dan wordt dadelijk gewaarschuwd tegen
het „dienst gaan doen (der Synode) als inspecteur van politie Open
hartig erkennen de leden zeiven, dat het „onmogelijk is de zaak synodaal
te maken, (omdat zij) daartoe veel te omvattend is". Er is niets aan te
doen „ultra posse nemo obligatur", heet het. De Synode mist dus de
kracht, anderen te dwingen om de archieven te verzorgen, zooals noodig
zou zijn. En de geldmiddelen, vereischt om het werk zelf te ondernemen,
ontbreken blijkbaar. Als er sprake is van het aanstellen van personen
om het werk te verrichten, „verbaast men zich over (zulke) beschouwin
gen". „De Synode kan niet doen wat zij wil", dus wordt op
gemerkt: „waar is haar bevoegdheid, om voor die zaken geld te
geven?" Anderen, die het bezwaar der onbevoegdheid blijkbaar niet
ernstig achtenvreezen toch (zeer terechtdatals de Synode zich het
lot der archieven aantrok, dit „aan de kas schade zou toebrengen En
als het op stuk van zaken aankomt, blijkt „de Synode geene bepaalde
fondsen te kunnen aanwijzen". Inderdaadhet is zooals de heeren zeiven
zeggenhet schijnt „onmogelijk deze zaak synodaal te maken en het
zal thans gaan, zooals het gegaan is bij de Waalsche gemeente te
Leiden, waar „men sedert jaren wacht op den persoon en op het geld'.
In deze zaak „is de Svnode machteloos". Haar dit euvel te duiden
zou onredelijk zijn: zij zelve heeft hare organisatie niet geschapen. Is
die organisatie niet ingericht op het beheer van archieven, hare schuld is
dit niet. Maar wat ik niet begrijp is een college, dat, dit wetende
en zijne onmacht erkennende, de verantwoordelijkheid op zich durft te
nemen, om zonder beraad dadelijk de behulpzame hand af te wijzen, die
het geboden wordt om de waardevolle bezittingen te redden, die aan
zijne zorg zijn toevertrouwd en die het zelf niet redden kan.
Wil men weten, wat de Synode dreef tot dezen stap Wij behoeven
er niet meer naar te gissen wij weten het thans uit den mond van haren
voorzitter zeivenhet is de vrees voor publiciteit. Het is niet zeer
gemakkelijk over dit punt te spreken. En toch is het noodig; want het
geldt hier niet meer de verdediging van de houding der rijksarchivarissen,
maar de veel belangrijker vraag, of inderdaad publiciteit onafscheidelijk
is van een goed beheer der oude archieven. Eene groote eeuw geleden
was nagenoeg een ieder nog van oordeel, dat ook de oude archieven
geheim gehouden moesten worden en dat het bedenkelijk, gevaarlijk
was, om ze voor het publieke onderzoek open te stellen. Maai sedert