136 opgeteekend staan de vonnissen van het Hoofdgericht van Roermond van 1451 tot 1487. YI. 7 registers met testamenten, verleden voor het Hoofdgericht van Roermond en getiteld „Testamentenboeken", 16281796 en de daarbij behoorende inventarissen, door den rijksarchivaris Sivré vervaardigd. VII. Apostillenboek van het schepengericht te Roermond 1778 1796, folio. VIII. 8 registers origineele kwartiersrecessen, 1656 —1676, deel uitgemaakt hebbende van het Statenarchief van het voormalig Overkwar- tier van Gelderland te Roermond en door de Nederlandsche Regeering, nadat zij deze registers in 1845 van de Belgische Regeering terugbekomen had, weder gevoegd bij het archief van het Voormalig O verkwartier van Gelderland te Roermond. Nadat de Gemeente het recht van den Staat op de sub II genoemde stukkendie van het archief van het Souverein Hof van het Staatsch Overkwartier te Venlo (vroeger in een zijvleugel van het Raadhuis be rustende) afgedwaald en tengevolge daarvan in den kleinsten wagen gepakt warenerkend maar overigens de eischen der Regeering be streden had, werd bij rechterlijk vonnis van 21 October 1897 uitgemaakt dat alle archiefstukken, die zich in de kisten bevonden, (ook de nog niet door den Staat in rechten opgevorderde) door deskundigen zouden onder zocht worden. Het resultaat van dit onderzoek, dat in den loop van 1898 plaats vond, was, dat nagenoeg alle stukken afkomstig bevonden werden van een der vier genoemde categorieën; omtrent een zeer klein gedeelte bestond twijfel en van slechts enkele stukken kon beslist worden aangetoonddat zij tot het gemeentearchief behoorden. Ondertusschen waren wederom onderhandelingen aangeknoopt, om de kwestie in vredelievenden zin op te lossen. De voornaamste conditiën aan weerskanten waren de volgende. De Stad stelde voor: le. den geheelen inhoud der kisten af te staanbehalve de stukken behoorende tot het m a g i s t r a a t s a r c h i e f van het stedelijk bestuur, tot het bisschoppelijk archief en tot gestichten- of kloosterarchieven, en 2e. den inhoud van het archieflokaal ten Raadhuize, waar rijks- en gemeentearchief vermengd waren, op hare kosten te doen onderzoeken en daarvan eveneens alles af te staan, wat niet tot de beide genoemde rubrieken behoorde. De tegenvoorstellen van de Regeering waren: le. van den inhoud der 16 kisten aan de Gemeente over te geven de stukken, die weten schappelijk tot het gemeentearchief behoorden2e. alle archief stukken nog op het Raadhuis aanwezigte doen schiften door twee 137 deskundigen en de aan het Rijk toegewezen stukken ter beschikking van den Minister van Binnenlandsche Zaken te stellen. Het voornaamste verschil tusschen de wederzijdsche voorstellen was dus le. dat het Rijk op grond van de suppressiewetten alle archieven van geestelijke stichtingen als zijn eigendom beschouwde, en de Gemeente met bewijzen moest aantoonenop welke stukken zijhetzij door schenking, hetzij door koop of ruil, rechten kon laten gelden, terwijl daarentegen de Gemeente beweerde dat, aangezien deze archieven in het begin der eeuw wijd en zjjd verspreid warenalle zich nu op het Raadhuis bevindende stukken per se als gemeenteëigendom beschouwd moesten worden2e. dat volgens de meening van den Minister het recht van den Staat op een archiefstuk niet afhankelijk was van het lokaal, waar het berustte, maar alleen van de vraag of het w e t e n- s c h a p p e 1 ij k tot 's Rijks archieven behoordehoewel hij bereid was hiervan uit te zonderen de stukken, waarop de Gemeente haar recht (door schenking koop of ruil) kon bewijzen, terwijl de Gemeente daaren tegen alle stukken, die zich in de lokalen van het gemeentelijk archief bevonden, als haar eigendom aanmerkte, ofschoon zij zich bereid ver klaarde de door het Rijk gewenschte stukken, die voor de Gemeente van geen groot belang warenaf te staan. Van niet geringen invloed op den gang der onderhandelingen was de bereidwilligheid der Regeering om opnieuw alle kosten voor hare rekening te nemen, niet alleen die van wagenhuur en expertises, waar voor van rijkswege reeds ongeveer f 6000 was uitgegevenmaar ook de kosten van de procedure voor de rechtbanken te Roermond en te 's Qra- venhagevoor het Hof te 's Hertogenbosch en den Hoogen Raaden nu bovendien die van de hangende procedure. Het geheele jaar 1899 verliep echter nog voordat de beide partijen tot overeenstemming kwamen. Na verscheiden onstuimige gemeenteraads zittingen (27 Mei, 16 Oct., 22 Dec., 29 Dec. 1899 en 27 Jan. 1900) stemde de Gemeente ten slotte toele. dat alle archiefstukkenafkomstig van de opgeheven kerkelijke en geestelijke instellingen (Jezuïeten, Bisdom, Officialaat, geestelijke gestichten, kloosters enz.) aan het Rijk zouden worden afgestaanmet uitzondering van de archieven van d e M u n s t e r - a b d ij2e. dat niet alleen de in het rijksarchief lokaal berustende stukken, maar alle zich nog ten Raadhuize bevindende archieven geschift zouden worden door twee des kundigen één te benoemen door de Regeering en één door de Gemeente die alle wetenschappelijk tot de rijksarchieven behoorende stukken aan het Rijk zouden toewijzen. Van zijn kant gaf de Minister toe, dat de archieven van de Munster abdij ofschoon deze rechtens aan het Rijk toekwamenin pet bezit van de Gemeente bleven. Zoo scheen dus de kwestie opgelost, maar toen de

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1901 | | pagina 7