132
het provinciaal archief in Limburg rijksarchief werd en onder een door
het Rijk bezoldigden Rijksarchivaris kwam te staanwerd deze ambtenaar
met dat toezicht belast. Bij ministerieele missiven van 30 Mei en 12
September 1884 toch werd de nieuwe Rijksarchivaris in Limburg, de heer
J. IIabets, aangeschreven de werkzaamheden van den Rijksarchivaris te
Roermond na te gaan, in het bijzonder wat betreft de metbode van
inventariseerenen deswege verslag uit te brengen.
Bij den dood van den Rijks- en Gemeentearchivaris Sivré nu drong
het gemeentebestuur dadelijk bij den Minister aan op het benoemen van
een opvolger, die dan tevens weer met de zorg voor het gemeentelijk
archief belast zou zijn. Maar de Regeering wilde eerst de scheiding
tusschen het rijks- en het gemeentearchief doorgevoerd zien en zond te
dien einde den 29sten Juli 1890 den inventaris, opgemaakt door den
Rijksarchivaris in Limburgaan het gemeentebestuur „met verzoek om
mededeeling of en zoo ja welke stukken daarin naar diens meening het
eigendom der Gemeente zouden zijn". Na over- en weerzenden kwam
deze inventaris eerst den 2den September 1891 met de gevraagde aan
merkingen terug.
Tevens stelden Burgemeester en Wethouders toen voor om van
weerszijden deskundigen te benoemen, die de stukken zouden onderzoeken
en aan elke partij toekennen wat haar rechtens en billijk toekwam. De
Minister verklaarde zich hiertoe gaarne bereid, wees zijnerzijds dadelijk
twee personen aan en verzocht spoedige mededeeling van de deskun
digen der Gemeente. Doch deze gaf nu niet het minste antwoord. Eerst
na herhaalden aandrang van den Minister berichtte zij den 14den Maart
1893, dat zij haar voorstel van de benoeming van deskundigen aan het
oordeel van den Raad had onderworpen. Deze nu had als zijn meening
te kennen gegevendat de finantiën der Gemeente niet toelieten een
tweetal personen met dat onderzoek te belastenwaarom men den Minister
opnieuw verzocht in gemeen overleg een archivaris aan te stellen.
Maar hiernaar had deze natuurlijk geen ooren.
En toen nu bij een bezoek op 19 September 1893, door den Algemeenen
Rijksarchivaris en den Rijksarchivaris in Limburg aan het rijksarchief
depot te Roermond gebracht, bleek, dat verschillende archiefstukken
vermist werden en andere buiten voorkennis van den Rijksarchivaris
van lokaal verwisseld waren, gaf de Minister bij beschikking van 23
Juni 1894 aan den Rijksarchivaris last „om de rijksarchieven naar 's rijks
archiefdepót te Maastricht over te brengen, met uitzondering van die
stukkenwaarop de gemeente Roermond eenige jaren geleden had beweerd
aanspraak te kunnen maken, waaromtrent getracht zou worden nader
overeenstemming te verkrijgen".
De over te brengen verzamelingen waren: le. de archieven van de
133
Staten van het Geldersch Overkwartier2e. de blijkens bijlage van de
missive van het gemeentebestuur van 2 September 1891 aan het Rijk toe
komende stukken, voor zoover niet begrepen sub 1; 3e. de archieven af
komstig van het Souverein Hof van Gelder te Roermond en die van de
Schepenbank van Roermond; 4e. de archieven van het Souverein Hof en
van de Leenkamer van het Staatsch Overkwartier van Venlo; 5e. de
archieven van de voormalige schepen- en laatgerechten en leenhoven in
het Overkwartier van Gelderlandhet graafschap Horne enz.
Maar door den tegenstand van den Burgemeester en het gemeente
bestuur kon aan 's Ministers last geen gevolg worden gegeven. Wel
zagen Burgemeester en Wethouders spoedig indat elk verzet ten aanzien
der rechterlijke archieven, afkomstig van de rechtbanken te Venlo en
Roermond, (sub 4 en 5 genoemd) onverdedigbaar was, en konden deze
archieven, welke zich in een zijvleugel van het Raadhuis bevondentoen
(2 Juli 1894) ongestoord door den Rijksarchivaris in den grootsten van
de twee gehuurde verhuiswagens overgepakt wordenmaar overigens
protesteerde de Burgemeester tegen het wegvoeren van eenig archiefstuk
uit het Raadhuis. De Rijksarchivaris ging echter ook den anderen wagen
vullen met archiefstukken, maar alleen met dusdanige als volgens zijn
oordeel en dat van den Gemeentesecretaris behoorden „tot dat gedeelte
van het archief, waarvan de eigendom van het Rijk niet door de Gemeente
werd betwist".
Daarna werden de wagens verzegeld en de paarden zouden worden
aangespannentoen na een heftige raadszitting besloten werd het vertrek
te verbieden en bij den President der rechtbank in kort geding de seque-
stratie der archiefstukken aan te vragen.
Alzoo geschiedde en de President gelastte de plaatsing der verzegelde
wagens in de schuur van den heer Diepen, om daar te verblijventotdat
het recht op de archieven uitgemaakt zou zijn. Nadat echter de ver
huurder der wagens den Staat om teruggave daarvan gesommeerd had
verklaarde de Gemeente zich bereid deze terug te geven alsmede de zich
daarin bevindende rechterlijke archievenafkomstig van den zijvleugel
van het Raadhuis, die daarop den 16 Augustus 1894 naar het rijksarchief
depót te Maastricht werden overgebracht. De overige werden in kisten
overgepakt, verzegeld en bleven in dien toestand in de schuur van den
heer Diepen. Ze bestonden niet uitsluitend uit stukken van het Geldersch
Overkwartier, maar voor een gedeelte ook uit archieven van het Souverein
Hof te Venlo. Dit archief toch, dat gecenseerd werd in zijn geheel te
berusten in den zijvleugel van het Raadhuis, bleek bij de overpakking
in de wagens voor een gedeelte naar een ander lokaal te zijn afgedwaald.
Het gevolg was geweest, dat niet alle stukken in den grooten wagen
waren gepakt, en dat niet alleen sommige op het Raadhuis waren achter-