168 dat alleen belangstelling in de kerkelijke archievenen wel zeer bepaald in die der Ned. II e r v. Kerk bij u voorzit. Maar ondanks deze merkwaardige belangstelling blijf ik alle kerkelijke besturen waar schuwen Geeft toch nooit en in geen geval uwe archieven aan de Rijks-depótswant er kunnen gevallen voorkomen, waarbij de Kerk over haar eigen archieven de volle, vrije en algeheele beschikking moet hebben, en het is in haar belang, niets prijs te geven van het geheel ongestoorde gebruik dier arehieven. Met hoogachting heb ik de eer te zijn van Uw WelEdelGestrenge de dienstv. dienaar G. J. van der Klier. Den Haag, 24 Maart 1902. Daar de redactie der Kerkelijke courant, na den heer Yan der Flier tweemaal en den heer Fruin eenmaal gelegenheid te hebben gegeven hun hart lucht te geven, de discussie sluit, en eene nadere bespreking der quaestie in dit blad overbodig kan worden geacht, is eene voortzetting dezer rubriek gelukkig niet meer te verwachten. Kleinere Bijdragen. Op blz. 217 van den vorigen jaargang is medegedeeld een citaat uit Wiegand, Bezirks- und Gemeinde-Archive im Elsass, waarin hij Natalis de Wailly den eerste noemtdie het „Provenienzprinzi p", als dat wat men aan de archiefregeling behoort ten grondslag te leggen duidelijk heeft uitgesproken. De uitspraak van De Wailly is van 1841, maar reeds in den in 1837 door Gachard uitgegeven Inventaire des archives des Chambres des comptes (tome I blz, 192) leest men: „Nous maintenons avec un soin scrupuleus dans les différentes parties de 1' im mense dépot qui forme nos Archives nationales la division qui existait entre les corps et établissements dont elles proviennent, convaincu que nous sommes qu'il résulterait de tout autre système de classement une confusion inextricable". R. F. Onsplitsbaarheid van archieven. In 1799 had men met de oude provinciale indeeling gebroken. De toen nieuw opgerichte departementen strekten zich over gedeelten van verschillende provinciën uit. Het departement van Schelde en Maas bevatte o. a. niet slechts de provincie Zeeland in haar geheelmaar ook gedeelten van Holland en Staats-Brabant. In 1802 werden de provinciale grenzen weder grooten- 169 deels hersteld en het nieuwe departement Zeeland werd weder tot de oude grenzen dier provincie teruggebracht. Wat moest nu echter geschieden met de archieven der departementale besturen van 17991802, die elk in meerderen der in 1802 geïnstalleerde departementale besturen hunne opvolgers hadden? Het Staatsbewind der Bataafsche republiek nam daar omtrent 18 Mei 1802 het besluit, dat de charters en papieren der oude departementale besturen moesten overgedragen worden aan „het departe mentaal bestuur tot hetwelk dezelve volgens de Staatsregeling behooren". Dit gaf het departementaal bestuur van Schelde en Maas aanleiding tot een schrijven d.d, 8 Juni 1802, waarin het er op wees, dat niet bepaald was „aan wien wij moeten ter hand stellen de registers onzer handelingen boekencharters en papierenwelke niet kunnen worden gesepareer d", en vroegwat daarmede moest geschieden. Het Staatsbewind bepaalde toendat deze stukken aan het departementaal bestuur van Zeeland moesten worden overgedragen. Het gevolg was, dat het g e h e e 1 e archief van het bestuur van Schelde en Maasals onsplitsbaar, aan het departementaal bestuur van Zeeland werd overgegeven, met uitzondering alleen der stukken, die op nog niet afge dane zaken betrekking hadden. R. F. Boekbespreking. Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot het einde van het Hollandsche huis. Supplement bewerkt door James de Fremert. Toen in 1873 het tweede deel van Yan den Bergh's Oorkondenboek verschenen wassprak de hoogleeraar Fruin in zijn aankondiging van dit omvangrijke en zeer verdienstelijke werk (Bijdragen voor vaderl. Gesch. en Oudheidk. N. R., dl. YIII) het vermoeden uit, dat het niet lang zou duren, of er zou een supplement noodig zijn. Dit vermoeden is juist gebleken, al zijn er dan ook 28 jaren verloopen, voor en aleer het tot de uitgave van het supplement kon komen. Daar ligt het nu vóór ons, bevattende niet minder dan 338 oorkondendie voor verreweg het grootste deel aan den uitgever van het Oorkondenboek onbekend waren. Een weemoedige gewaarwording maakt zich van ons meester, wan neer wij daarbij bedenkendat de mandie met taaie volharding en de grootste liefde het groote werk van het opzoeken en bijeenbrengen der bouwstoffen verricht heeft, de vruchten van dezen arbeid niet meer heeft mogen plukken, zijn werk niet meer voltooid heeft mogen zien. Toen ongeveer J/3 van het werk afgedrukt wasnam de dood hem op 't aller onverwachtst weg. Wij betreuren het heengaan van den man, die zeker nog menig bouwsteentje tot het grootsche gebouw der vaderlandsche

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1901 | | pagina 23