124
geheime archief en voor het vaststellen van ouderdom en herkomst der
eerwaardige codices en perkamenten van groot gewicht zijn.
De 669 deelen splitsen zich in 8 afdeelingen. De eerste bestaat uit
brokstukken van inventarissen van den pauselijken schat, die vroeger
tegelijk tot bewaarplaats der handschriftelijke schatten diende. Zij gaan
tot op den tijd van Bonifacius VIII terug. Dan volgt de opgaaf van het
archief van den Engelenburg, dat langen tijd tot bewaring van belangrijke
oorkonden, van de bezittingen der Roomsche kerk diende. In de derde
plaats een reeks van algemeene indices van het Vaticaansche archief, de
80 armariën der hoofdmassa, berichten der nuntii aan de staatssecre-
tarie enz. Verder inhoudsopgaven der grootere bibliotheken, die af en
toe met het archief vereenigd werdenals de bibliotheken PiaBorghese,
Carpegna e. a. De 5e en de 6e afdeeling behandelen de duizenden register-
deelen der pauselijke bullendie deels in de kanselarijdeels in de
Datarie vervaardigd werden. De 7e afdeeling draagt den naam Orbis
catholicus en bestaat nit een zeer omvangrijken inventaris op fiches van
alle bisdommen der wereld met verscheidene onderafdeelingen pausen
bisschoppenbeneficiënkerken te Romeenz. Daarbij een zeer bruik
baar chronologisch overzicht der geheele kerkgeschiedenis. De groote reeks
regesten uit het tijdperk van het verblijf der pausen te Avignon vormt
het slot. Al deze indices en inventarissen zijn in een bijvertrek der groote
arbeidzaal vereenigd. De waarde dezer nieuwe inrichting belooft nog
belangrijk vermeerderd te worden door den index indicumwaaraan
dezelfde prelaat thans arbeidt, en dien hij, naar te hopen is, in druk
zal geven, in de overtuiging, dat hij daarmee de kroon zal zetten op
zijn verdienstelijk en voortreffelijk werk.
Van het internationaal congres tot instandhouding van oude manu
scripten, in 't najaar van 1898 te St. Gallen gehouden, is o.a. het resul
taat geweest, dat een permanente commissie benoemd werd, wier hoofdtaak
het zoude zijn de verschillende methoden van conservatie en restauratie van
handschriften te bestudeeren en een gemotiveerd oordeel daarover uit te
brengen. In verband hiermee zou men voorts trachten de daarvoor in
het belang der wetenschap benoodigde gelden van staatswege te ver
krijgen. Deze commissie bestaat uit de heeren Ehrie, bibliothecaris van
het Vaticaan, Zangemeister, directeur der universiteitsbibliotheek te Heidel
berg en De Vries, bibliothecaris der Leidsche universiteitsbibliotheek, die
zich bovendien den directeur van de Bibliothèque nationale te Parijs
L. Delisle coöpteerden.
Hun pogingen om geldelijken steun te verkrijgen van de verschillende
regeeringen hebben thans reeds tot resultaat gehad, dat van de Pruisische
regeering een toezegging van 10,000 mark is verkregen, en van de
Oostenrijksche eene van 5000 gulden, de laatste onder eenige voorwaarden.
1901/1902. No. 3.
Orgaan van de VEREENIGING VAN ARCHIVARISSEN in Nederland.
Bijdragen voor dit tijdschrift te zenden aan Mr. R. FRUIN te Middelburg.
De Roermondsche archiefquaestie.
Het was in het jaar 1898, dat op de jaarvergadering den Voorzitter
der Vereeniging de ietwat als verzuchting klinkende uitdrukking ont
snapte „Roermond und kein Ende". Ongeveer drie jaren later is dan
toch van deze aanvankelijk geruchtmakende en later zich in het eindelooze
voortsleepende zaak, waarin niemand behalve de direct betrokken partijen
zich meer te recht kon vindenhet einde gekomen. Toen dit einde er
eindelijk was, scheen het den Redacteur wenschelijk in dit Tijdschrift
van den loop der gebeurtenissen zoowel voor als na het proces, en van
de verschillende rechtspunten, die zich daarin hebben voorgedaan, een kort
overzicht te geven. Hij wendde zich daartoe tot mijen hoezeer mij
het laatste wel aantrok, tot het eerste, dat voornamelijk moest worden
getrokken uit de uitvoerige mededeelingen, vervat in de verslagen, door den
Rijksarchivaris in Limburg omtrent de zaak aan den Minister van Binnen-
landsche Zaken uitgebracht ontbraken mij tijd en gelegenheid. Na
eenig overleg heeft zich hiermede welwillend belast dr. E. Wiersum,
adjunct-commies aan het Rijksarchief in Zeeland. Vandaar de vorm,
waarin het volgende overzicht, vergezeld van eenige rechtsbeschouwingen
waartoe het geschil aanleiding gaf, den lezers wordt aangeboden. Mogen
zij het niet ongelezen ter zijde leggen met de verzuchting van den Voor
zitter, en bedenken, dat dit naar alle waarschijnlijkheid dan ook inderdaad
en definitief het einde is.
S. G.
I.
Toen in het laatst van 1889 de heer J. B. Sivré, Rijksarchivaris
van het Voormalig Overkwartier van Gelderland en tevens Archivaris der
Zie Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven 1891, 1895, 1899 en 1900.
5
Goedgekeurd bij Kon. besl. van 29 Sept. 1891.