154 richtingdie wij ook de juiste achten. Privaatrechtelijk kunnen de zaken aan verschillende rechtsbetrekkingen zijn onderworpen, voorzoover de verwezenlijking harer publiekrechtelijke bestemming daardoor niet in eenig opzicht wordt in gevaar gebracht. Zal dit ook geheel en onbe perkt kunnen worden doorgevoerd, dan zal het bestaan van een admini stratieven rechter, wiens uitspraken dwingende kracht hebbeneen onmis bare voorwaarde zijn. Tot zoo lang zal, speciaal ook in het bijzondere geval, dat wij hier aanroeren, die publieke bestemming niet afdoende tot haar recht kunnen worden gebracht. Gaan wij nu nog een oogenblik na, wat dan thans voor archieven en archiefstukken naar rechte in dit opzicht bereikbaar zal zijn. Wat bij den burgerlijken rechter in dezen kan worden verkregen, gingen wij boven reeds na; dat toch een particulier een archief of een archiefstuk zou gaan opeischen van den Staat, diens organische onderdeelen of een andere openbare instellingterwijl het archief of het stuk zich als zoo danig onder de bewaring der betrokken autoriteit bevindt, zal zeker nooit of zoo goed als nooit voorkomen. Dat tusschen twee dergelijke autori teiten strijd ontstaat, natuurlijk wel, in het betrekkelijk geschil was dit dan ook het geval; tot afwijkende beschouwingen geeft dit geen aanlei- ding. De burgerlijke rechter zal derhalve nooit der publieke bestemming in dezen haar volle recht kunnen geven. Wat zal nu het administratief gezag in dezen thans kunnen Voorop zij gesteld, dat naar mijn inzien, zoolang de publieke be stemming van een archief of archiefstuk niet is opgehevendeze het geheel dusdanig beheerscht, dat elk privaatrecht op den achtergrond treedt. Immers hetzij het nog onmiddellijk en dagelijks bij de uitoefening der functies van de autoriteit, waaraan het zijn ontstaan of zjjn aanwezigheid in haar archief dankt, wordt gebruikt, of zelfs later, waar het vanwege die autoriteit voor hare ambtenaren of voor belanghebbenden en belangstel lenden beschikbaar gehouden wordt, is dit het geval. Het moet dan zijn ter plaatse, waar de in dezen bevoegde autoriteit zulks gewenscht acht, en hare feitelijke beschikkingsbevoegdheid over dat roerend goed moet volkomen zijn. Zoodra zij verklaart, dat de bestemming van het stuk niet meer bestaat, kunnen de private rechten hunne werking oefenenof zij zelf de stukken geheel onbeperkt in het verkeer brengen. Dit zal bijv. het geval zijn, wanneer onbelangrijke stukken als oud papier worden verkocht. De beantwoording der bedoelde vraag zal dunkt mij geheel afhangen van de voorschriften op dit stuk bestaande, en van de verhouding welke staatsrechtelijk tusschen den Staat, diens organische deelen en andere openbare instellingen of tusschen deze onderling bestaat. Het gaat niet aan, dat in het algemeen hier na te gaan. Immers het zou ook enkel een toepassing 155 worden van die voorschriften of uit die verhouding zelf voortvloeien. Een enkel woord over de Roermondsche zaak, van uit dit oogpunt beschouwd. En dan valt het m.i. niet te ontkennen, dat hier aan de zijde van de Regeering aanvankelijk een verzuim heeft plaats gehad. Immers het staat vast, dat de Regeering het recht had in Limburg het beheer der archieven, waarom het hier ging, te regelen. Nog vaster dan voor menig ander onderdeel van het land. De Fransche wetten der revolutie toch, in Limburg van kracht reeds vóór de veranderde staatsinrichting, die voor de andere provincies van het vaderland maatgevend is, beslissen in dien zin. 1) Het is dus niet quaestieusdat het Koninklijk besluit, waarbij het Archief van het Overkwartier van Gelder te Roermond werd gelaten en onder toezicht van een rijksarchivarisdie tevens archivaris der ge meente was, geplaatst, volkomen rechtsgeldig was. Evenmin, dat aan die regeling de gemeente Roermond geen recht hoegenaamd kon ontleenen. Maar die regeling was nu eenmaal bij Koninklijk besluit geschied, althans erkend. J) En nu schijnt het mijdat deze organisatie eenvoudig bij een bevelvoorkomende in een missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken3) niet kon worden gewijzigd en in dit bijzondere geval opgeheven. De hoogere administratieve autoriteit had hier gesprokende lagere kon daarin geen wijziging brengen. Dit is dan ook later blijkbaar erkend, toen bij K. B. van 19 Augustus 1895 (Stbl. no. 150) het Rijksarchiefdepot te Roermond werd opgehevenen de overbrenging der daar bewaarde en aanwezige stukken naar Maastricht werd bevolen. Het maakt dan ook een eenigszins vreemden indruk in het K. B. van 7 Januari 1895 (Stbl. no. 2), waarbij de besluiten van den Gemeente raad en van Burgemeester en Wethonders van Roermond van Juli 1894 worden vernietigd, te lezen, dat dit geschiedt op grond dat deze beslui ten de strekking hebben om de uitvoering te beletten van de aanschrij vingen van 30 Juni 1894 no. 1489 van den M. v. B. Z. aan den Rijks archivaris in Limburg, belast met het beheer van 's Rijks archiefdepöt te Roermond „om stukken over te brengen naar 's Rijks archiefdepöt te Maastricht" 4), dat het bedoelde beheer, „hetwelk reeds uit zijnen aard een i) Afgezien nog van het Keizerlijk Decreet van 8 Nov. 1810 betrekkelijk de rechterlijke archieven. J) Vergelijk ook het K. B. van 31 Aug. 1880, Stbl. no. 168, regelende de overbrenging der rechterlijke archieven. 3) Van 23 Juni 1894. Zie den inhoud in Verslagen 1894, blz. 468. Het blij ve niet onopgemerkt, dat de bewoordingen van het K. B., tevens een anderen datum opgevende, nog al afwijken van het verslag van den Rijksarchivaris iu Limburg, dat spreekt van „een beschikking van 23 Juni 1894, aan hem gericht om de Rijksarchieven, te Roermond bewaard, naar het depót te Maastricht over te brengen. Hoe dit zij, de bedoeling was blijkbaar de feitelijke opheffing van het depót te Roermond.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1901 | | pagina 16