64
de geschiedenis van mijn land in haar vollen omvang? Natuurlijk kreeg
ik nergens onmiddellijk een bevredigend antwoord, behalve te Venetië,
waar men reeds een jaar te voren bij de vraag namens de Commissie
voor de Geschiedkundige Tentoonstelling van het Nederlandsche Zeewezen
alles wat daarop betrekking had met grooten ijver had bijeengezocht, en te
Turijn, waar de welwillendheid van den heer Gorrini, archivaris van
het Departement van Buitenlandsche Zaken, geruimen tijd te voren de
ambtenaren in de gelegenheid had gesteld een en ander bijeen te brengen.
Doch ook hier en in hoogere mate soms elders kostte het dikwijls
veel moeite, en veel aanwijzing uit de herinnering van de mogelijkheid
van betrekkingen in sommige tijdperken, alvorens een eenigszins bevre
digend resultaat was verkregen en ik kon heengaan met de overtuiging -
nu is er zeker niet veel meer
Dit alles ataat natuurlijk in verband met de inrichting der inventa
rissen. De staatsarchieven te Venetië en Florence bezitten, voor zoover
de rubrieken aangaat, die mij belang inboezemden, zeer voldoende inven
tarissen uit den nieuwen tijddie op aanvrage zij stonden te Florence
in een afzonderlijk door den voortretfelijken leidenden ambtenaar der
werkzaalden ouden heer Carnesecchi beheerd vertrekje onmiddellijk
tot mijne beschikking werden gesteld. Hoe heb ik gedurende de twee weken
van mijn arbeid in het Florentijnsche archief den gemoedelijken, rusteloos van
bezoeker tot bezoeker rondwandelenden ouden heer bewonderdonuitput
telijk in geduld zoowel als in kennis van zaken, met vaderlijke zorg het
twintigtal bezoekers helpend, hen troostend over de bittere koude, hen
opmonterend door een kwinkslag, altijd door op zachten toon pratend
zoo niet met anderen dan in zichzelf, het type van een „direttore di salla
di lettura", welk ambt vol zelfverloochening hij reeds lange jaren waarnam.
De dankbaarheid van zeer velen zal hem volgen in het graf. En dat zal
tot groot nadeel ook van het onderzoek, helaas, niet lang meer behoeven
te durenals er vele koude winters komen gelijk de vorige. Nog zie
ik de verkleumde gestalten voor mij, gewikkeld in zware jassen en
bouffantes, met reisdekens om de beenen, telkens de handen wrijvend
om voort te kunnen schrijven, mannen en vrouwen van allerlei leeftijd
kampend tegen de kilheid van de leeszaalwaar geen zon kwam en geen
kachel stond, terwijl de ijsschotsen zwommen in de Arno en de scherpe
noordenwind van de Apennijnen over de vlakte door de straten van het
„zonnige" Florence blies. Op mijne herhaalde protesten zette men mij
ten slotte in eene benedenkamer in de zon en maakte het verblijf voor
mij, den met krachtige aanbevelingen voorzienen vreemdeling, ten minste
dragelijkde andere bezoekers zagen mij na met jaloersche oogen maar
bleven in de koude, den thermometer van een hunner, achter hem gehangen
op eene in het oog vallende plaats, van uur tot uur beschouwend met
65
bittere ergernis en klagend over het uitblijven van den kachel, die blijkens
het daarvoor bestemde gat wel degelijk „in rerum natura" was. Maar
voordat men de keuze van deze zaal als leeszaal ten eenenmale afkeure,
denke men aan de scherpe zonnestralen, die van April tot December
binnen de vensters der Italiaansche gebouwen dringen en het werk zoo
goed als onmogelijk zouden makenals men eene zaal op de volle zon
nam. De Italiaansche archieven en bibliotheken zijn niet op een noordschen
winter, zooals die van dit voorjaar, ingericht. Hoe hetzij, ambtenaren,
inventarissenbediendenalles was goed in orde te Florenceen de
laatsten onderscheidden zich door eene voor een Italiaanschen bediende
merkwaardige gematigdheid in het verlangen naar de hier alles beheer-
schende „lira". Zij hielpen mij goed en spoedig en droegen geduldig de
vele stoffige deelen aan, die ik „per domani" (voor morgen) op het daar
voor bestemde biljet verlangde. En wat het gebouw betreft, de eerste
verdieping der Uffizi, de oude bestuurszalen van het groothertogdom
omvattendwaren als bewaarzalen van archiefstukken uitmuntend geschikt.
Zoo behoort het dan ook in een der „piii magnifici archivi del mondo".
Op denzelfden eernaam maakt ook het nog omvangrijkere staatsarchief
te Venetië aanspraak, opgeborgen in het uitgestrekte en met nieuwe
zalen vergroote gebouw der „Frari", niet ver van het Canale Grande
gelegen aan dezelfde zijde als S. Maria della Salute, de schoone koepel
kerk aan het Kanaal, schuin tegenover Byron's voormalige woonplaats.
Het gebouw is vrij ver van het middelpunt der stad, den S. Marco met
zijn onvergetelijke Piazza, en daarom in den sneeuw- en misttijd, dien
ik te Venetië doorbracht, moeilijk te genaken, als „tramvia" (het kanaal
stoombootje) en „traghetto" (het veer) werk gaan staken en men door
den doolhof der Venetiaansche stegen en eilandjes den weg moet zoeken.
Maar de buitengewone welwillendheid van den directeur, prof. Malagola,
hoogleeraar te Bolognaen van den chef der werkzaal, den heer Della Santa,
vergoedde veel, en de met eenige moeite door den oudgedienden beambte
aan den gang gehouden kachel in de ook al buiten de zon geplaatste holle zaal
deed het overige. Hier kon ik de ruim en (hu!) luchtig geplaatste
archivalia van nabij bewonderen in de grootsche zalen van het monumen
tale klooster der Franciscanen, een complex van gebouwen, volkomen
vrij en aan alle kanten vlak bij het water liggendmet zijn zware muren
en steenen trappen weinig brandgevaar opleverend, veel minder dan de
Uffizi te Florence, in welker onmiddellijke nabijheid het centrale Post
kantoor ligt aan de overzijde van den doorgang tusschen de beide deelen
van het gebouw. Brave oudsoldaat met uwe minachting voor den pas
uit het Noorden gekomen „barbaro", die uwe taal radbraakte of zich in
kritieke gevallen maar van het Fransch bediende, dat hier en, behalve
in het half-Duitsche Milaan, overal in Italië toch nog van alle vreemde