100
„de Kerkvisitatie vooral ernstig te doen plaats hebben voor het oud-
Archief En terwijl een van de II.H. Rijksarchivarissen van oordeel
was, dat de Regeering bij de Synode moest aandringen „om deze zaak
„op het hart te binden van de inspectatores classis", wilde een ander bij
de kerkelijke Besturen aangedrongen zien op het niet verleenen van
kerkelijke approbatie op een beroep, „wanneer niet het Archief door den
beroepene behoorlijk wordt overgeleverd".
Ziedaar wat er te lezen staat in de Notulen der tiende bijeenkomst
der Rijksarchivarissen op Dinsdag 7 November 1899. Zoo is er gesproken
bij de gedachtenwisseling over het le punt der Agenda: „Welke maat
regelen zijn te nemeu om de ordening inventariseering en goede bewa
king der oude Kerkarchieven beter te verzekeren dan tot dusverre?"
De Regeering is niet achterwege gebleven, maar, lettende op die
klachten, heeft zij die ter kennis gebracht van de Algemeene Synode.
Onzerzijds hebben wij nu te onderzoeken
a. Ligt het aan de Reglementen, dat er over den bestaanden toe
stand geklaagd moet worden
b. Of worden soms de Reglementen niet of niet behoorlijk nageleefd
Er bestaat reden om die vragen ernstig onder de oogen te zien.
Niet alleen om het ieitdat de klachtdie bij de Kerk wordt ingebracht,
van buiten af wordt ingedragen. Maar ook om het feit, dat niet minder
dan het Staatsgezag zich tot echo maakt van die klacht en haar steunt.
Als de Reglementen niet of niet behoorlijk worden nageleefdzijn de
Kerkelijke Besturen daarvoor aansprakelijk, en mag het hun wel aangezegd
worden, dat zij zich van hun taak beter hebben te kwijten. Maar zijn de
gebrekkige toestamden een gevolg van bestaande leemten in de Reglementen
dan moeten er zulke veranderingen in aangebracht worden, dat voortaan
schuldig verzuim of schuldige nalatigheid ten deze getroffen kan worden.
En nu willen wij dit vooraf zeggen daarbij nog even er aan her
innerende dat niet de Kerk of kerkelijke personen in de eerste plaats aan
sprakelijk zijn te stellen voor het verdwijnen van oude actestukken en
boeken uit onze Kerkelijke Archieven dat dezelfde tabellen der Per
soonlijke Kerkvisitatiedie de klachten inhouden over den toestand van
het Kerkelijk Archief, het bewijs daarmee leveren van de activiteit der
Kerkvisitatoren.
Indien wij kennis hebben van het calamiteus bestaan der Archieven
op vele plaatsen, het is aan hun optreden en onderzoek te danken dat
wij het weten. Het verwijt van plichtverzuim of nalatigheid treft hen
alzoo het minst.
Bij de Kerkvisitatie en buiten de Kerkvisitatie om is wel eens
gebleken van slordig beheer, wij willen dat toegeven. Maar al heeft
vroeger onkunde of misschien boos opzet wel eens hier en daar van oude
101
paperassen een vuurtje gestookt of ze aan de komenijswinkel voor weinige
stuivers prijs gegevenop het oogenblik is men toch vrij algemeen door
drongen van het besef, dat die oude acteboeken en die oude registers
groote waarde hebbenen dat men voor de goede bewaring van al die
boeken en bescheiden terdege zorg heeft te dragen.
Zoo is het althans met het jongere geslacht, al hebben wij er nog
wel gekend, minder onder onze tijdgenooten dan onder de ouderen, die
er weinig gevoel voor hadden, en die „vodden", zooals zij die noemden,
lieten verslingeren.
Toch zullen er altijd mannen overblijven, als er vroeger te Hoede-
kenskerke geweest zijn, mannen die zich aan plichtsverzaking, ja erger,
schuldig makenen met het oog op dezulken kan het zeker goed zijn de
reglementaire voorschriften te verscherpenuit te breiden en aan te vullen.
Wenschelijk komt het ons daarom voor, dat bij de Kerkvisitatie
visitatoren zich vorgewissandat de inhoud van het Archief klopt met
den Index van den Inventaris een tijdroovend onderzoek voorzeker in
groote Gemeentenmaar het eenige, waarbij men misbruiken en ge
breken ontdekken en constateeren kan.
Voorts zal bij het afscheid van een naar elders beroepen predikant,
aan den consulent moeten blijken, dat de Index op het Archief in overeen
stemming is met de in het Archief opgenomen stukken en bescheiden
terwijl ook de Index der Ingekomen Stukken in orde bevonden moet
wordenbij gebreke waarvan de Kerkeraad een en ander in orde laat
brengen voor rekening van den vertrekkende.
Ook zijn wij vin oordeel, dat de Synode aan de Besturen eene
aanschrijving zou moeten richten om er op te wijzendat schromelijke
verwaarloozing van het Archief naar het Reglement voor kerkelijk opzicht
en tucht enz. te behandelen is als verzuim in de uitoefening van kerkelijke
betrekkingen.
Ziedaar drie zakenwaarop wij nu reeds de aandacht der Synode
vestigenen die wij tot een onderwerp van behandeling en beraadslaging
gemaakt zouden willen zien.
Mocht het later komen tot oprichting van Kerkelijke Archiefgebouwen
hetzij Provinciale, of Classicale, of welke dan ook dan zal er wel
een Reglement ontworpen moeten worden op de Kerkelijke Archieven en
Archiefgebouwen, waarin, onder meer, bepaald wordt, welke gedeelten
van het Archief in de Archiefgebouwen zullen worden overgebracht, en
welke corporaties en gemeenten van die overbrenging kunnen worden vrij
gesteld, alsmede onder welke voorwaarden die vrijstelling verleend wordt.
Is de oprichting van Archiefgebouwen eenmaal een feit geworden,
dan komen vanzelf voor verandering in de kerkelijke Reglementen in
aanmerking