98
vragen in de beantwoording waarvan wij niet treden, omdat het ons
voorkomtdat hierbij op omstandigheden van allerlei aard gelet zou
moeten wordendie bij eene regeling in aanmerking zouden komen.
Groote gemeenten als die van Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage,
Utrecht en andere zouden best zelf voor de bewaring hunner Archieven
zorg kunnen dragen. Er is alleen op te letten, dat de bewaarplaats
naar menschelijke berekening altijd gesproken voldoende waarborgen
aanbiedt voor eene goede bewaring.
Yoorts meenen wij te moeten opmerken, dat in een Provincie door
zooveel breede wateren doorsneden als Zeeland één centraalbewaarplaats
zeker niet voldoen zou aan de behoeftenten minste niet aan den eisch
dat eene gemeente haar Archief te allen tijde voor zich toegankeljjk moet
vinden en dat zij altijd in de gelegenheid moet zijn om het te kunnen
raadplegen.
Datzelfde geldt van de Zuid-Hollandsche en Noord-Hollandsche en
Priesche eilanden.
Uit den aard der zaak worden de kringen hier klein.
Hoe nu eene regeling er zou uitzien, die aller belang in het oog
vatte en aan allen voldoen zou, durven wij niet bepalen. Evenmin kunnen
WÜ zeggen> boe men er toe komen moet. Maar het komt ons voor, dat
overleg met de Provinciale Kerkbesturen en raadpleging van de Classicale
Besturen daaraan zal dienen vooraf te gaan.
En wat nu de uitvoering van de zaak zelve betreft, de oprichting
van centrale kerkelijke bewaarplaatsen voor onze Archievenhet is ge
makkelijker daarover te schrijven en te spreken dan er toe over te gaan,
zegt men onwillekeurig bij het berekenen en overrekenen van de kosten.
Een centrale bewaarplaats voor de Kerkelijke Archievenal zou het maar
éen zijn in elke Provincieis niet alleen een groot planmaar ook een
ingrijpend finantiëel vraagstuk. Zijn er fondsen aan te wijzen, gelden te
vinden voor de verwezenlijking dier gedachte P Zal men kunnen beginnen
in de hoop van geleidelijk te kunnen voortgaan
Misschien komt hier de vraag te pas, of het Rijk voor dat doel
subsidie zou willen verleenen Ondersteuning van regeeringswegewij
durven ons niet te ontveinzendat om verschillende redenen al heel
weinig daarop valt staat te maken.
Toch gelooven wijdat het ten slotte dien weg op zal moeten op
richting van centrale bewaarplaatsen in onderscheidene grootere of kleinere
kringenwaarvan de grenzen zijn getrokken in overleg en overeenstemming
met de daartoe behoorende gemeenten en Bestuurscolleges.
Want er is nog een denkbeeld, dat in aanmerking zou kunnen
komen. Er is reeds gesproken van samenbrenging van al de Kerkelijke
Archieven op ééne plaats, in één centrum.
99
Dat zou zeker de goedkoopste oplossing zijn van alle. Ook de meest
doelmatige Ook de meest rationeele
Doch er is meer op te merken.
Terwijl de Kerk niet maar, evenals de Staat, in de huishouding
der bijzondere gemeenten en der afzonderlijke Besturen kan ingrijpen, en
nog veel minder in radicalen zin handelen kan door de oude kerkelijke
Archieven, die namelijk van vóór het jaar 1817, tot algemeen kerkelijk
eigendom te verklaren(wat feitelijk een soort van verbeurdverklaring
zou zijnwaarvoor het precedent alleen te vinden zou zijn in de nationa
lisatie van kerkelijke en geestelijke goederen door den Staat) is er aan
zulk eene oplossing niet te denken.
Verleidelijk is voorzeker de gedachte van de oprichting van één
kerkelijk Archiefgebouw, geheel naar de eischen des tijds ingericht, te
's-Gravenhage, maar om velerlei redenen is ze niet vatbaar voor verwe
zenlijking. Het front van het Gebouw der Algemeene Synode zou er bij
winnenals het aan weerskanten een vleugel rijker werd met de bestem
ming om heel ons kerkelijk Archief te bergen. Maar al werd de gevel
dan nog zoo indrukwekkend, en al werden de kosten van ons Kerkelijk
Archief het geringstdat alles zou te duur betaald worden met de alge
meene ontevredenheid, die reeds het voorstel van zulk eene concentratie
en centralisatie zou uitlokken.
Daarvan kan nu eenmaal niets komen.
Zoo hebben wij alleen nog maar te handelen over de vraag: Wat
er tot verbetering van den bestaanden toestand in de kerkelijke Regle
menten te veranderen zou zijn
Bleek het reeds uit al het voorafgeganehet blijkt nu ten overvloede
uit de verbetering die genoemd wordt als het punt waarop de Synode
des vorigen jaars wil hebben aangestuurd, dat de bestaande, algemeene
toestand op het terrein van ons Kerkelijk Archiefwezen niet beantwoordt
aan wat die behoort te zijn; dat er sommige Gemeenten zijn, waar het
er al heel treurig mee gesteld is; dat er personen zijn, die in bijzondere
mate daarvoor aansprakelijk zijn te houden en dat aangebrachte veran
dering in Reglementen, wijziging van oude bepalingen, invoering van
nieuwe van gunstigen invloed zou kunnen zijn en tot verbetering van den
toestand leiden.
In dien zin de ons voorgelegde vraag verstaande is ons antwoord
ad Ilium
De vraag dankt haar ontstaan, naar ons voorkomt, aan de over
wegingen, die in de voorlaatste bijeenkomst der Rijksarchivarissen geleid
hebben tot het voorstelom van Regeeringswege aan de Synode het ver
zoek te doen richten „de toepassing van Art. 12 van het Reglement op