96 kelijke Colleges die hulp en dienst al ingeroepen zijn gewordenen in sommige Rijksarchiefgebouwen kerkelijke Archieven een onderkomen gevonden hebben. Zal op dien weg worden voortgegaan Zal er voortgebouwd worden op de grondslagen te Leeuwarden en te Assen en te Middelburg reeds gelegd Zal het voorbeeld worden opgevolgd door het Provinciaal Kerkbe stuur gegevenen door de Classicale Besturen van Drentheen van de Kerkeraden van Leeuwarden in Friesland en van Arnemuiden in Zeeland? Er moeten wel ernstigezeer duchtige redenen voor bestaan hebben, dat genoemde Besturen besloten hebben hunne Archievenacteboeken registersoude brieven en bewijsstukken enz. in bewaring en bruikleen te geven in de Rijksarchiefgebouwenen het opzicht en beheer daarover op te dragen aan den Rijksarchivaris. Gewis, de Archieven die in handen der Rijksarchivarissen worden gesteld, worden aan bekwame, en wat meer zegt, aan trouwezorgzame handen toevertrouwdzij vinden nauwlettende en conscientieuse verzorgers. Dat zegt veel, zeer veel. Zoo iets is voor de Archieven van het aller grootste gewicht. De waarde van zulk eene verzorging behoeft niet nader aangetoond te worden. Maar wat ook voor de Kerk veel zegt, is het niet te weerspreken feit, dat iemand het volle en geheel ongestoorde gebruik verliest van wat hij in bruikleen geeft en al is hij ook duizendmaal eigenaar en eenig en uitsluitend eigenaar van het in bruikleen gegevene, bij bruik leen is er een zij het ook maar tijdelijkmedebezit van anderendie toegang verkregen hebben tot de Kerkelijke Archieven door het eenvoudige feit, dat zij in bruikleen zijn gegeven. En nu is het niet de groote vraag, of dit overeen te brengen is met de waardigheid en de eer der Kerkmaar de allesbeheerschende vraag is dezeKan dat geacht worden in het belang onzer Kerk te zijn? Over die vraag werd onlangs zelfs in de dagbladen van gedachten gewisseld in eene polemiek, die aan de aandacht van Uwe vergadering wel niet ontgaan zal zijn. Wij achten het niet gepast aan de Synode een advies te geven,'hoe zij hieromtrent te handelen hebbe, maar toch willen wij wel als ons gevoelen uitspreken, dat blijven op kerkelijk terrein, indien daarvoor mogelijkheid blijkt te bestaan, ons oneindig verkieslijker toelijkt, en dat het ons zeer zou toelachenindien er eene regeling in dien zin tot stand kon komen. Terwijl wij dit neerschrijvendenken wij er aandat bij eene goede regeling archivarissen behooren. Daaronder verstaan wij niet bloote titularissenmaar deskundigen mannen aan wie een Archief toevertrouwd 97 kan wordenomdat zij op de hoogte van de zaak zijn. Zij moeten daarbij ook maunen zijn, die hunne betrekking niet als eene sinecure opvatten; maar die hunne oplettende zorg aan het hun toevertrouwde Archief wijden, dat niet alleen willen doen in den overschietenden tijd,, maar ook tijd daarvoor beschikbaar hebben en kunnen afzonderen. Predikanten en emeriti-predikanten zouden daarvoor in aanmerking kunnen komen. Doch ook het voorbeeld in Zuid-Beveland bewijst het kerkeraadsleden van goeden wille. En bij het omzien naar zulk een archivaris zou men hier en daar ook de hand mogen leggen op een goed ontwikkeld gemeentelid. Als die predikantendienstdoende of emeritidie ouderlingen of diakenenen die gemeenteleden maar bereid zijn en er niet tegen opzien om een deel van hun gaven en krachten en tijd voor den dienst der Kerk op dit gebied beschikbaar te stellen. Voor het plaatsen en bewaren van de Kerkelijke Archieven zouden er in de tweede plaats goede bewaarplaatsen noodig zijn. Dat vraagstuk is niet zoo gemakkelijk op te lossen als de kwestie van goede bewaarders. Goede bewaarplaatsen voor onze Archieven dat is juist de steen waarover men gevallen is op vele plaatsen ten minste! bij hunne bewaring. Menige bewaarplaats heeft het Archief in vlammen doen opgaandoor water laten bedervenaan de ratten en muizen overgegeven door de mot laten verteren. En men dacht het in die plaats zoo wèl bewaard in elk geval zoo goed mogelijk bewaarden beter dan overal elders. Er zijn verbeteringen aan te brengen op dit terreinen geen geringe ook. Wij durven wel zeggen dat er op dit gebied nog zoo weinig is beproefd en nog zoo weinig is gedaan. Er is even weinig betoon van plichtsbesef geweest als van verstandig overleg, van ernstige krachts inspanning als van degelijke samenwerking, dat het daarom reeds de moeite waard zou zijn eens een proef te nemenhoever men het op den weg hier aangewezen zou brengen. Wij houden er ons van overtuigd dat de proefneming de moeite zou loonen en dat de uitkomst de ver wachting overtreffen zou. Indien eens, met inachtneming zooveel mogelijk van zoowel natuur lijke als kerkelijke grenzen, centrale bewaarplaatsen, grootere of kleinere, naar gelang van de gebleken behoefte, konden gebouwd of gevestigd wor den om de verschillende archieven uit een bepaald ressort saam te brengen en te herbergenze tegelijk toevertrouwende aan een bekwaam en deug delijk toezicht, zou dit een maatregel zijn, die voorzeker toejuiching verdiende. Of de grensregeling daarbij provinciaal of classicaal zou behooren te zijn? of de kring nog kleiner genomen zou moeten worden? ziedaar

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1901 | | pagina 18