94
ons de boekerij van Alexander weder wie roept de oude fresco's van
Pompeji weer in het aanzijn Zoo ook moeten wij de boeken en beschei
den, die uit onze Archieven verloren zijn gegaan, als reddeloos verloren
beschouwenal geven wij de hoop niet opdat er hier en daar nog het
een of het ander zal te voorschijn komen uit een ouden rommeldie
ergens in een kist op een zolder of in een kelder, wacht op de zorgvul
dig schiftende hand waarvoor spinrag noch stof een beletsel opleveren
voor de opsporing en ontdekking van het leven van het voorgeslacht.
Dan ter voorkoming. Ter voorkoming, wil dat zeggen van zulke
onheilendie een archief door vuur of water knnnen treffen Daar zal
wel nimmer een afdoend middel, een in elk opzicht proefhoudende maat
regel aan te wijzen zijn. Men kan de gevaren wel verminderenmaar tot
algeheele afwending komt het niet. Evenmin als er aardsche machten
zijn om ze te bezweren, evenmin zijn er stoffelijke middelen om ze te
weeren.
Het steen en ijzer waaruit ze opgetrokken was bewaarden de Lon-
densche stichting, waar de Engelsche adel des zomers zijn schilderijenen
boekerijenzijn goud- en zilversmeedwerk en zijn juweelenzijn preciosa
en curiosa in bewaring gaf, evenzoo weinig voor verwoesting door brand
als de asbest, waarmee ze bekleed was, de ijzeren maarschalkstent van
Graaf von Waldersee in de vuurzee van Peking heeft kunnen bewaren.
En wat brandbaar is en door vocht kan worden aangetast, blijft aan
brandgevaar en aan beschadiging door water bloot staan trots de
beste voorzorgsmaatregelen, zullen wij blijven zeggen in een land, waar
het hemelvuur torenspitsen heeft getroffen en de rivier door de dijken is
heengebroken om de polders met haar water te overdekken.
Dat alles is evenwel geen reden om het nemen van de bekende
voorzorgsmaatregelen achterwege te laten. En bij de wetenschap van
het vele dat te loor is gegaan behoort men integendeel zijne pogingen
te verdubbelen om het overgeblevene te behouden. "Wij moeten ons
inspannen en er ons op toeleggen om wat nog behouden is gebleven
verder, zooveel in ons vermogen is, te bewaren, en tegelijk, zooveel
in ons vermogen is, in goeden staat te houden.
Als wij ons nu de vraag voorleggen, of er iets tot verbetering zou
kunnen, zou behooren te geschieden, dan aarzelen wij ook niet onmiddellijk
daarop toestemmend te antwoorden. De gebrekkige, afkeurenswaardige
toestanden, die jaarlijks een voorwerp van klacht en voortdurend een
bron van ergernis zijnmogen niet langer zoo voortdurenindien wij ons
althans de schatten waardig willen toonen, die wij nog bezitten. Dat wil
zeggenindien wij die niet te loor willen laten gaan door vernietiging
of waardeloos willen zien wordenomdat zij niet meer ten gebruike
kunnen dienen, onleesbaar zijn geworden of vergaan zijn. De hand des
95
menschen vermag wel weinig tegen den tand des tijds maar goede wil
doet veel. Is dan ook van eenig manuscript de inkt verbleekt, of is
het papier bijna tot pulver gewordenzoolang er handen zijn die schrijven
kunnen, zijn er handen die overschrijven kunnen; en er is ook nog altijd
papier, dat zich met het vroeger geschrevene beschrijven laat. Dit is
eenvoudig een kwestie van geld, waarbij nog maar het meest kritieke
onder het allerbelangrijkste het eerst in aanmerking komt.
Het hier gezegde geldt natuurlijk het bijzondere, een of ander merk
waardig of gewichtig stuk onzer Kerk, hetwelk zich in déplorabelen
toestand bevindt.
Maar wat onze Archieven in het algemeen betreft is aan de Kerk
speciaal aan onze Nederlandsche Hervormde Kerkdie meer dan eenige
andere Kerk hier te lande, wat hare geschiedenis betreft, met die van
ons volk verbonden is, een goed voorbeeld gegeven door den Staat.
Sprekende van calamiteuse toestanden op het terrein van onze
Kerkelijke Archievenmogen wij het doen met de vertroosting al is
ze schraaldat het elders evenzoo geweest is. Bjj burgerlijke ge
meenten en besturen is er evengoed te klagen geweest over veronacht
zaming en verwaarloozingover geleden verlies en onherstelbare schade.
Doch men is er niet bij de pakken gaan neerzittenmen heeft de
handen uit de mouw gestokenmen heeft de zaak aangepakt, in het kort,
men is aan het werk gegaan om te redden wat er nog te redden zou
zijn, terwijl die pogingen met ongedachten goeden uitslag bekroond zijn.
Men behoeft de Handelingen van de Rijkarchivarissen maar te raad
plegen maar de verslagen te lezen zoowel van hunne vergaderingen als
van hunne werkzaamheden, en men ziet, hoeveel er door hun goede
zorg behouden is gebleven en tegelijk toegankelijk gemaakt. De geschied-
vorscheraan wiens oog al dit materiaal vroeger onttrokken was weet
nu waarheen zich te wenden bij zijn onderzoek. Hoe is de arbeid hem
vergemakkelijkt. En het is niet alleen de historiographiedie er bij
gewonnen heeft. Hoeveel nut er al getrokken is uit de ordedie de
archivarissen in een vroegeren chaos hebben aangebracht, wie zal het
zeggen Maar wij zeggen zeker niet te veelals wij bewerendat zij
de overheid en niet alleen staats- en stadsoverheid, maar ook rech
terlijke overheid èn het volk aan zich verplicht hebben door hun
arbeid.
En nu rijst hier onwillekeurig de vraag, en die vraag is tegelijk
zoowel principieel als actueelof de Kerk dan niet goed zou doen met
van den dienst der Rijks-archivarissen en van de bestaande Rijksarchief
gebouwen gebruik te maken ten behoeve van hare Archieven.
Het is een vraagwaarop de Synode zal hebben in te gaannog
eens zal moeten ingaanal ware het alleenomdat door sommige Ker-