90 Hooge belangstelling hebben wij gewijd aan het schrijven door den Minister van Binnenlandsche Zaken d.d. 21 Augustus 1900 betreffende deze aangelegenheid aan de Synode gericht; en met niet minder belang stelling ons op de hoogte gesteld van wat er te dezer zake gesproken en gedaan is dnor de Rijksarchivarissen, verhandeld is in hunne bijeen komsten en voorkomt in hunne verslagen over deze aangelegenheid. Wij laten hier nu volgen het resultaat van onze persoonlijke over denkingen en overleggingen, en van onze onderlinge gedachtenwisseling te Utrecht op Woensdag 14 Augustus 1901. Het antwoord op de ons gestelde vragen luidt ad Ium De noodlijdende toestandwaarin onze Kerkelijke Archieven ver- keeren, is terecht een oorzaak van bezorgdheid voor de Synode, Men kan haar niet verwijtendat zij niet steeds een voorwerp van haar ernstige zorg zijn geweest. Bij elke jaarlijkschezoowel bij de Persoonlijke als bij de Schriftelijke Kerkvisitie zijn de Archieven ter sprake gebracht en heeft daaromtrent een onderzoek plaats gehad. Maar elke Kerkvisitie heeft ook verzuimen, nalatigheden, onvoldoende bewaring, treurige verliezen gemeldwaarover bericht of klacht bij de Synode werd ingebracht. En, tot hare eerkan en mag de Synode wijzen op tal van aanschrijvingen van haar uitgegaan aan de verschillende Besturenom maatregelen tot verbetering, maatregelen tot conserveering te nemen. Doch hoeveel er aanbevolen en voorgeschreven werd, de uitvoering bleef achterwege, waar het het meest noodig zou geweest zijn. Aan de Synode lag het niet. Maar wie staat niet machteloos tegen over verborgen weerzin en passieven tegenstand van de gemakzucht of de onkunde, die er ook al een soort van obstructionisme op nahouden, anders van vorm maar van denzelfden aard en het hetzelfde doel naja gende als dat obstructionisme waartoe politieke partijen in parlementen de toevlucht nemen om onwelgevallige maatregelen te treffen en te ver ijdelen Hoeveel schade er dientengevolge ook is aangericht, daar zijn, des niettegenstaande, in onze Kerk nog altijd keurig bewaarde, keurig onder houden Archieven. Sommige gemeenten mogen met lof, met grooten lof gememoreerd worden, hoewel er met dat al maar weinige volledige Archieven zijn. Zeer dikwijls ontbreken de alleroudste Acten; voorts worden er, wat de chronologische opvolging en orde betreft, bedenkelijke gapingen aangetroffen. De schuld te dien aanzien dit in het voorbijgaanligt wel eens bij de oude voedsterheeren der Kerk, die een weldoende hand bezaten, maar soms ook een zware hand konden hebben. 91 Een en ander in aanmerking nemende is het eene goede gedachte van de Synode geweest om te trachten te redden wat er nog te redden valt; en er is voorwaar niet weinig, dat niet enkel hoogst bruikbaar, maar meer dan kostelijk materiaal oplevert voor de opbouwing onzer Kerkgeschiedeniswaarbij wij zoowel op de algemeene als op de bijzon dere geschiedenis der Nederlandsche Hervormde Kerk het oog hebben. Nu is het evenwel de vraaghoe wij komen tot de kennis van die bronnenschathoe wij wetenschap verkrijgen van haar tegenwoordigen staat en daarmee haar eigenlijke en wezenlijke waarde. De aanwezige boeken en bescheiden moeten voorzekerin den meest volstrekten zin van het woordals het bijzonder en onvervreemdbaar eigendom beschouwd worden van de verschillende corporaties en gemeenten, onder wier bereik zij zijn en wier gesta en fata zij verhalen. Niemand kan er de hand op leggen. Maar zeker kan men er pressie op uitoefenen, wat de wijze betreft, waarop een Archief onderhouden wordt, de wijze ook om het het best aan zijne bestemming te doen beantwoorden. Is er een bijzonder recht dat geëerbiedigder bestaat evenzeer in een levend organisme als de Kerk een algemeen belangwaarmee rekening gehouden moet worden door de leden van dat organisme. Waar het het algemeen belang of ook de wenschen van het lichaam betreft waartoe zij behooren, hebben de deelen van het geheel daarop te letten en zich daarnaar te voegen, indien dat belang en die wenschen niet afbreuk doen aan hunne natuurlijke zelfstandigheid en hunne door het geheel gewaarborgde rechten. Voor zooveel dat niet het getal is, volgt er uit de samenvoe ging met het geheel, die toch de hoofdvoorwaarde van eigen levensvat baarheid en levensonderhoud is, voor elk deel de verplichting om het geheel te dienen en voor het geheel zijn schatten en gaven beschikbaar te houdenbeschikbaar te stellenzooals wederkeerig ook elk geheel het welzijn van elk zijner leden moet beoogen en bevorderen. Die overweging maakt het ons gemakkelijk den weg aan te wijzen diennaar onze bescheiden meeningde Synode zou hebben te bewandelen om tot de kennis te komen van den toestand, waarin op het huidige oogenblik de Kerkelijke Archieven verkeeren. Aan elk kerkelijk Bestuur, onder welks beheer Archieven berusten, zou moeten worden opgedragen om binnen een bepaalden termijnop gave te doen van de stukken die tot zijn Archief behoorenvan den toestand waarin die stukken verkeeren, en van de bewaarplaatsen waar die stukken zich bevinden. Yan de zijde der Besturen zou vanzelf daaraan moeten voorafgaan een inventariseering van het Archief, zoo in strijd met de Synodale voorschriften op dit punt daaraan tot dusverre geen of voldoende gevolg was gegeven. In vele gemeenten zou zulk eene aanschrijving

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1901 | | pagina 15