4 Gerlache, Baron A. de, ambtenaar aan het „Archivio di stato" te Rome. Westrin, Dr. Th., archivaris te Stockholm. Grove, G. L.ambtenaar aan het rijksarchief te Kopenhagen. De tiende jaarvergadering, gehouden te Nijmegen op 8 Juni 1901. De vergadering, die door 15 leden bezocht was, werd geopend met eene boeiende rede van den Voorzitter, die hierachter in haar geheel is opgenomen. Wij kunnen dus volstaan met er op te wijzen, dat in die rede de lotgevallen van het afgeloopene jaar werden herdacht en een werkprogram voor de toekomst werd ontvouwd. Hierop hadden de ge wone werkzaamheden plaats. Het Bestuur deelde mede, dat als leden tot de vereeniging waren toegetreden mej. dr. H. C. H. Moquette, adjunct-archivaris aan het gemeentearchief te Rotterdam, dr. H. E. van Gelder, adjunct-archivaris der gemeente Alkmaar, en mr. H. Philips, tijdelijk ambtenaar aan het gemeentearchief te Deventer, terwijl tot correspondeerend lid voor Denemarken de heer G. L. Grove, ambtenaar aan het rijksarchief te Kopenhagen, werd benoemd. In verband met deze benoemingen werd door het Bestuur medegedeeld, dat het het gebruik om nieuw benoemde archivarissen of archiefambtenaren uit te noodigen lid der vereeniging te worden, had afgeschaft; ieder, die in de termen meent te vallen om lid te worden, kan zich bij het Bestuur aan melden, dat over de toelating beslist. De commissie, belast met het nazien der rekening, bestaande uit de heeren Van Schevichayen en Van Veen, concludeerde tot goedkeuring en décharge van den penning meester. Opgemerkt werd, dat het voordeelig saldo, in vorige jaren opgespaard, aanzienlijk was geslonken. De oorzaak was de uitbreiding, die het Archievenblad had ondergaan. De Voorzitter drong er echter op aan den omvang van het Archievenblad daarom niet te beperken, maar veeleer bezuiniging te zoeken in het verminderen van het getal platen en plattegronden. Op voorstel van het Bestuur werd besloten dit te machtigen zich met drieërlei verzoek tot de regeering te wendenhet eerste betreft de journalen en het brievenboek van den vice-admiraal Witte Cornelis'zoon de With uit de jaren 16521658, die in den zeeslag., waarin deze sneuvelde, door de Zweden werden buitgemaakt, en door dr. Kernkamp te Stockholm zijn teruggevonden (zie blz. 189 en 190 van den vorigen jaargang); de regeering zal worden verzocht stappen bij de- Zweedsche regeering te doen om die handschriften terug te verkrijgen. De beide andere punten, waaromtrent het Bestuur zich tot de regeering wenden 5 zal, betreffen eene betere regeling van het uitleenen van archiefstukken uit rijksdepöts aan andere rijksarchieven, aan bibliotheken en aan gemeente archieven (zie blz. 211 en 212 van den voorgaanden jaargang) en van den portvrijdom, aan rijks- en gemeentearchivarissen voor hunne correspon dentie over dienstzaken verleend (aldaar blz. 209211). Ten slotte werd mededeeling gedaan omtrent de onderhandelingen tusschen het bestuur der Vereeniging voor gemeentebelangen en dat van de Vereeniging van archivarissen; goedgekeurd werd, dat de laatste vereeniging zich verbond van het te ontwerpen Handboek der Nederlandsche palaeographie 75 exemplaren te plaatsen. Als plaats van bijeenkomst voor het volgende jaar werd na eenige discussie Groningen aangewezen. Tot leden der commissie, belast met het nazien der volgende rekening, werden mrs. Joosting en Berns benoemd. De vijf afgetreden bestuursleden werden in hunne functiën herkozen. De plaats van mr. Dozy werd niet vervuld. Het Bestuur had daaromtrent gepreadviseerd, dat er voor aanvulling van het Bestuur alleen in zooverre aanleiding bestond, als wellicht de gemeentearchieven er niet naar verhouding in waren gerepresenteerd. Daarna verkreeg mr. Van Meurs het woord tot toelichting zijner stelling: „Het is wenschelijk, dat de oude rechterlijke stukken hereenigd worden met de archieven, waaruit ze afkomstig zijn, en dat de hereenigde verzamelingen worden geborgen op de plaatsen van bewaring van die rechterlijke stukke n". Zijn betoog, door tal van voorbeelden opgehelderd, zal op verzoek van vele leden in ons orgaan worden opge nomen, en behoeft hier dus niet te worden weergegeven. Het door hem ontwikkelde denkbeeld vond algemeen instemming. Alleen vreesden sommigen, dat bij onveranderde aanneming der stelling de indruk zou worden gewekt, alsof men de gemeentearchieven zonder meer wilde over brengen naar de elf rijksdepóts. Daaromtrent wilde men niets prsejudi- cieeren. Niet alleen dat men algemeen inzag, dat de gemeenten, die de rechterlijke archieven in bruikleen hebben verkregen, in elk geval de administratieve archieven behooren te behouden, ook het door mr. Over- voorde ontwikkelde denkbeeld van Kreits-archiefdepóts, waarin de archieven van een aantal omliggende gemeenten zouden worden bijeengebracht, vond veel instemming. Om aan die bezwaren tegemoet te komen werd aan de stelling eene zinsnede toegevoegd, luidende: „Die plaatsen kunnen zijn de rijksarchieven, de gemeentearchieven, die daarvoor voldoende waarborgen leveren, of an dere daartoe nieuw op te richten depót s". De stelling, aldus aangevuld, werd met algemeene stemmen aangenomen. Besloten werd het door mr. Yan Meurs ingediende voorstel:

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1901 | | pagina 7