56
van 1198 tot 1302. Van elke oorkonde wordt niet veel meer opge
geven dan de datum en de persoon, tot wien zij wordt gericht. "Voor
het overige wordt bij de meeste oorkonden verwezen naar de regestver
zamelingen van Böhmer, Potthast en anderen. Daarom eindigt zeker de
serie der pauselijke oorkonden evenals het werk van Potthast met de
verplaatsing van het pauselijk hof naar Avignon. Daar de geciteerde
regestenboeken gemakkelijk te raadplegen zijnis de korte aanwijzing in
den regel voldoende, maar voor de nog niet in die werken vermelde
oorkonden is het weinige, wat de inventaris er van mededeelt, absoluut
onvoldoende om zelfs bij benadering op te makenwaarover het stuk
handelt. Bovendien bevatten de gegeven lijsten volstrekt niet alle oor
konden. Het zijn, gelijk uitdrukkelijk wordt geconstateerd alleen „Selekte".
Het beginsel, dat aan de keuze tot grondslag ligt, wordt niet nader
medegedeeld.
Nuttiger schijnt de tweede afdeeling van den inventaris, welke eene
opgave der voorhandene „Kopialbiicher" bevatgerangschikt naar de
plaatsen (bisdommen, kloosters, landschappen, steden), waaiwan zij
afkomstig zijn of waarop zij betrekking hebben. Wel zijn ook hier de
beschrijvingen uiterst kort, maar zij zijn toch voldoende om den aard van
het register te bepalenterwijl de jaartallen aanduidenover welk tijdvak
elk deel loopt. Eigenaardig is het tusschen de namen der verschillende
heerschappijenwaarvan deze registers afkomstig zijnook eene rubriek
„Reichssachen" te vindendieoppervlakkig geoordeeldhad kunnen
worden ingelijfd bij de vierde afdeeling (handschriften van allerlei aard).
De weinige necrologiën en anniversariën zijn op dezelfde wijze gerangschikt.
De afdeeling handschriften is weder in twee onderafdeelingen verdeeld.
De eerste wordt gevormd door die manuscripten, welke elk slechts één
geschrift bevatten. Zij zijn geographisch geordend. In de tweede onder-
afdeeling zijn de „Sammelhandschriften" volgens de auteurs gerangschikt.
De omschrijving van deze laatste afdeeling is verreweg het uitvoerigst
Ziehier eene inhoudsopgave van het eerste deel van den inventaris van
het Badensche archief, gepubliceerd met de bedoeling om den inderdaad
rijken inhoud dier verzameling meer bekend en meer toegankelijk te
maken. Zoo dat doel maar ten deele is bereikt, dan ligt dit voornamelijk
aan den ongelukkigenboven omschreven toestand van het archiefdepöt.
Yoor ons moge deze inventaris een afschrikwekkend voorbeeld zijn, om
te doen zien, hoe ook de Nederlaudsche archiefinventarissen er zouden
uitzien, wanneer niet gebroken was met het oude stelsel van archief
regeling en met de opvatting van een archief als eene verzameling
historische handschriften. Men stelle zich eens een op deze wijze inge-
richten inventaris van ons Algemeen rijksarchief voor!
R. FRUIN.
57
BERICHTEN.
Tot adjunct-commies lste klasse aan de provinciale griffie van Noord-
Holland is benoemd mr. A. S. de Blécourt, adjunct-archivaris der gemeente
Rotterdam.
Tot tijdelijk archivaris der gemeente Ylaardingen is aangesteld mr. J.
H. Roessingh te Leiden.
Met ingang van 1 Juli 1901 is den heer M. H. van Visvliet eervol
ontslag verleend als archivaris der gemeente Middelburg en is de heer
W. O. Swaving in zijne plaats benoemd.
Bij beschikking van den Minister van Binnenlandsche Zaken d.d. 18
Juli 1901 (no. 1762 afd. K. W.) is bepaald, dat de beschikking van 1
December 1897 (no. 2960 afd. K. W.) (waarbij aan den Algemeenen rijks
archivaris en de rijksarchivarissen in de provinciën de bevoegdheid is
verleend om zonder nadere machtiging archiefstukken, die tot hun depot
behooren, tijdelijk te deponeeren in de rijksarchiefgebouwen, de vier uni
versiteitsbibliotheken en de archieflokalen van eenige met name genoemde
gemeenten) ook van toepassing wordt verklaard op het uitleenen van
stukken aan de Koninklijke bibliotheek en aan de gemeentearchieven
van Leiden en Middelburg.
Deze beschikking mag aangemerkt worden als een gevolg van het
request, dat door het bestuur der Vereeniging van archivarissen te dier
zake aan den Minister was gericht. (Hiervoor blz. 5).
In den laatsten tijd werd het Algemeen rijksarchief te 's-Gravenhage,
afdeeling oud-lcoloniale archieven, weder niet onbelangrijk verrijkt. Yan
het gemeentebestuur van Delft werd een kist ontvangen, inhoudende de
schriftelijke nalatenschap van den O.-I. ambtenaar en veldoverste Govert
Cnol, welke van groot belang is voor de geschiedenis der onderwerping van
Java (17001710). Zij bevat nagenoeg het geheele archief van dezen
ambtenaar en bovendien zijne particuliere briefwisseling. Uit deze en de
ten vorigen jare ontvangen nalatenschap van Nicolaus Engelhard kan
ongetwijfeld over de vroegste en latere geschiedenis van het belangrijk
gouvernement van Java's Oostkust nieuw licht opgaan. De kist was met
den boedel van een nakomeling, Isaac Cnol, onder beheer gekomen van
de weeskamer te Delft, en met de archieven der weeskamer naar het
stadhuis overgebracht. Het gemeentebestuur vond geen bezwaar, deze
papieren, die naar den inhoud zooveel beter in het Algemeen rijksarchief
geplaatst waren, op aanvraag aan het Rijk af te staan.
Heugelijker nog is eene tweede aanwinst. Een vrij aanzienlijk over
blijfsel der archieven van de kamers Hoorn en Enkhuizen der O.-I. C.