54
Maar was het inderdaad gewenscht, om te beginnen met eene regesten-
lijst? Mijn inziens niet. De staatsdrukkerij zal zich thans gedurende
eene lange reeks van jaren hebben bezig te houden met de bekendmaking
van stukken betreffende de geschiedenis van den Grooten raad in de
tweede periode van zijn bestaan; immers in dit deel wordt het jaar 1600
reeds bereikt. Is dit gewenscht? Gesteld dat deze serie inderdaad de
allerbelangrijkste mocht blijken, die het Belgische rijksarchief bevat
zouden zelfs dan nog de beoefenaars der Belgische geschiedenis niet alle
reden hebben om te klagen over de eenzijdigheid van de stof, die hun
zoodoende wordt voorgezet en die tal van zijden der nationale geschiedenis
(laat het zijn alleen de min belangrijke!) geheel in het duister laat?
Neen, naar mijne bescheidene meening bevestigt deze proeve de juistheid
van het bij ons gevolgde systeem: eerst worde de inventaris van een archief
gepubliceerd, die een overzicht geeft van den geheelen inhoud daarvan,
en eerst daarna worde de inhoud der belangrijkste nummers, die dit ver
dienen in regesten ontleed.
Principieel schijnt dusnaar mijne bescheidene meeningdeze onder
neming niet zeer gelukkig opgezet. Maar afgezien van het werkplan heb
ik voor de uitvoering van het eerste deel niets dan lof. Yoor zoover
zonder kennis der stukken geoordeeld kan worden, zijn de regesten zaak
rijk uitvoerig zonder te lang te zijn, en duidelijk (niet overal is dit
laatste het geval, maar de inleiding geeft daarvan de reden op). De
regesten zijn chronologisch geordend, met verwijzing naar de plaatswaar
elk stuk in de memorialen te vinden is: zeer praktisch en geschikt. Eén
index van personen en éen index van plaatsnamen en zaken maken boven
dien het gebruik gemakkelijk. Men zou alleen wenschen te vragenwaarom
men hier twee indices ontvangt, en niet hetzij drie, hetzij één; maar dit is
van weinig belang. Ernstiger is het gebrekdat de inleiding slechts twee
bladzijden beslaat: waar het eene publicatie geldt van zulk een belang
en zulk een omvang, had men mogen verwachten, zoo al geene geschie
denis van den Grooten raad, dan toch eene schets van zijn werkkiing en
zijne inrichting.
Het belang en vooral het getal der stukken valt met mede: ik zeide
reeds, dat dit eerste deel, dat 1155 regesten bevat, ons van 1377 tot 1600
brengt. Maar stellig zal dit later verbeteren immers de memorialen zijn
eerst0 in den loop der 17de eeuw samengesteld en voor de oudste tijden
(tot het eind der 17e eeuw? de inleiding is op dit punt niet duidelijk)
zijn slechts extracten van de origiueele (thans verlorene) registers bewaard
gebleven. Voor de kennis van de laatste helft der 17de en van de eerste
helft der 18e eeuw belooft dus deze serie ons stellig een rijken overvloed
van belangrijk materiaal toegankelijk te zullen maken.
5 J S. MULLER Pz.
55
Inventare des Grossherzoglich Badischen General-Landesarchivs.
Erster Band.
Het General-Landesarcbiv van het groothertogdom Baden behoort
tot die depotsbij wier ordening sit venia verbo le respect des fonds
niet in acht genomen is. Het groothertogdomdat eigenlijk eerst in den
Napoleontischen tijd uit de ve smelting van een aantal meest geestelijke
heerschappijen met het oude markgraafschap Baden is ontstaanis in het
bezit van de verschillende archieven dier vroegere staatjes gekomen. Al
die archieven nu zijn tot ééne massa bijeengevoegddie topographisch is
geclassificeerd. Deze regeling, die reeds dadelijk werd getroffen, bleef
ook later van toepassingzelfs de oorkondendie oorspronkelijk nog buiten
deze indeeling waren geblevenzijn in de laatste vijf en dertig jaren op
dezelfde wijze behandeld. De tegenwoordige direktor van het archief,
dr. Von Weech, ziet zich dan ook verplicht tot de verklaring, dat het
thans in vele gevallen onmogelijk is den oorsprong der verschillende
archiefstukken vast te stellen en zoo doende terug te komen op eene
organisatiedie ook door hem als verkeerd wordt erkend.
Zoo is hem dan niets anders overgebleven dan bij de regeling der
archiefstukken een soortgelijken weg in te slaan als gevolgd zou zijn
zoo het eene verzameling handschriften gold, of, wat misschien juister is
uitgedrukt, nu de verschillende archieven, waaruit het depót gevormd is
onherstelbaar met elkander zijn vermengd, is het archiefdepót feitelijk eene
bibliotheek van handschriften geworden.
De inventaris, waarvan het eerste deel onlangs verschenen is, gelijkt
dan ook in niets op den catalogus van een archief, het is niet anders
dan eene lijst van handschriften. De in dit deel behandelde handschriften
zijn tot vier hoofdrubrieken gebracht. De eerste rubriek bevat de oor
konden, de tweede de Kopialbücher (registers), de derde de anniversariën
en necrologiënterwijl eene vierde afdeeling handschriften van allerlei
aard, die niet van eenig archief afkomstig zijn, bevat. In een volgend
deel zullen zeker de losse stukkeningekomen brieven enz. behandeld
worden. Dat de niet tot een archief behoorende handschriften eerst
behandeld wordenmidden tusschen de van archieven afkomstige registers
en losse stukken in, is kenschetsend voor dezen inventaris. Maar waarom
eigenlijk niet? Nu het archiefdepót eens vervormd is tot eene bibliotheek
van handschriften, is er geene reden om eenige categorie van handschrif
ten uit te sluitende herkomst der stukken is onverschillig geworden.
De oorkonden zijn in drie afdeelingen verdeeld; de eerste omvat de
stukken vóór 1200, en daarbij zijn eerst de door Duitsche keizers en
koningen gegeven oorkonden vermelddaarna die afkomstig van pausen
en eindelijk de private oorkonden De tweede afdeeling omvat de oor
konden der keizers van 1200 tot 1518, de derde de pauselijke oorkonden