50
tigen tot het beheer van het gemeente-archief Nadat de raad eene
belemmerende bepaling betreffende het uitleenen van archivalia had
ingetrokkenwerd de machtiging verleend. Zoo was intusschen het
archief in 1900 geheel zonder archivaris, waardoor de werkzaam
heden weinig vorderdente meer daar de volontair de heer Meteler-
kamp spoedig na Mr van Hasselt's overlijden vertrok. De bewerking
der losse stukken werd voortgezet; de doorloopende inventaris afge
schreven ten dienste van het publiek de archief-bibliotheek opnieuw
gecatalogiseerd de doop-trouw- en doodboeken werden geïnventa
riseerd De charters zijn alle in doozen geborgenook de hand
schriften der Windesheimer kloosterbibliotheek. Opgave der verrichte
nasporingen, der verstrekte inlichtingen en der aanwinsten.
(Verslag Zwolle, bladz. 1519.)
Boekbespreking.
Dr. L. A. Kesper. Inventaris van de archieven van de St.-Janskerk
te Gouda dateerende van vóór de Hervorming (1314—1573).
Op verzoek van het gemeentebestuur van Gouda heeft het bestuur
der St -Janskerk aldaar het oudste gedeelte van zijn archief in bruikleen
afgestaan aan de gemeente. Daaraan is te danken bovengenoemde inven
taris, opgemaakt door den gemeentearchivaris.
In de kerk werden behalve (natuurlijk) „de stede kist" verschillende
archieven bewaard, gedeeltelijk kenbaar aan de plaats hunner bewaring:
a het „kerkmeesters slot" in de „kerckekamer" bevatte het archief
der kerkmeesters, - b. de „clausuere" der drie „sangmeesters" in de
„getijdekamer" dat der getijdemeesters, - en in niet nader aangeduide
bewaarplaatsen de archieven c. der Heilige Geestmeesters en d. der gilden.
Op grond daarvan bevat onze inventaris 4 afdeelingen, terwijl in eene
5de zijn opgenomen de stukken, wier plaats in een der 4 niet was aan
te wijzen. Volkomen juist, omdat nu in den inventaris het beeld wordt
gegeven der oude organisatie.
Met zorg schijnt de verdeeling over de rubrieken te zijn aangebracht.
De heer Kesper vond copieën van stukken, behoorende tot de archieven
der geestelijke broederschappen en gilden; overwegendedat deze afschriften
waarschijnlijk niet behoorden tot die archieven, heeft hij ze gebracht tot
het archief der kerkmeesters, daar de kennis dier stukken voor hen
noodig was. Voor zoover ik kan zien, pleit alles voor deze opvatting.
l) De inventaris was wel gevoegd bij het verslagdoch is niet mede afgedrukt.
51
Zoo ook heeft hij tot het archief der Heilige-Geestmeesters gebracht de
stukken, waarbij zij tot uitvoerders eener fundatie worden benoemd, hetzij
direct hetzij bij nalatigheid van anderen, en de stukken, die veiligheids
halve bij hen gedeponeerd werden. Ten slotte is aangebracht eene scherpe
splitsing in onderafdeelingen, waardoor het overzicht zeer wordt ver
gemakkelijkt.
EindellJk beeft hij zijn inventaris voorzien van een voorwoord en
eemge noten aangebracht, opdat de gebruiker den weg zou kunnen vinden.
In het voorwoord rechtvaardigt hij zijn terminus ad quem, omdat in 1573
de kerk door de Calvinisten in bezit werd genomen.
Wat de hoofdzaken betreft, breng ik den heer Kesper dus gaarne
allen lof; zonder eene doodende eenvormigheid te willen eischen, geloof
ik dat bij de regeling van kerkarchieven deze inventaris niet zonder nut
geraadpleegd zal worden.
Doch daarnaast heb ik enkele opmerkingen, wat de verdere uitvoe
ring betreft.
1. De volgorde der nummers in sommige rubrieken schijnt mij niet
altijd gelukkig. Eene vergunning om de bouwvallige kerk af te breken
en eene nieuwe te bouwen (No. 31) en stukken betreffende de wijding
der kerk (Nos. 32 en 33) waren b.v. vóór in den inventaris op hunne
plaats. Het register van renten of rentebrieven staat m. i. beter voor de
rentebrieven (No. 5 voor No. 3, No. 71 voor No. 68, No. 77 voor No. 76)
omdat het algemeene behoort vooraf te gaan aan het bizondere. De'
overeenkomst betreffende het vernieuwen van het Sacramentshuis (No. 68)
staat m ongeschikt tusschen een overdracht eener rente en een extract
mt een testament. Ook rees bij mij de vraag, of de vergunning om eene
broederschap van het H.-Geestaltaar op te richten (No. 85) niet de
oorsprong was der Heilige-Geestmeesters en daarom beter voor No. 80
geplaatst ware.
2. Beknoptheid is een deugd, maar men hoede zich voor de daaraan
verwante ondeugd. Die ondeugd zie ik in No. 3 „Rentebrieven uit ver
schillende jaren. De oudste dateert van 1314. Vierhonderd vier en
„twintig charters." Die 424 charters hadden gesplitst moeten worden
naar de huizen en landerijen, waarop zij betrekking hebben, en dan met
opgave der jaren beschreven moeten worden. Ook elders is de beknoptheid
te groot: waaruit ging de rente, vermeld in No. 47; wat behelst No. 48-
waar ligt het (stuk) land genoemd in No. 65? En zulke vragen zijn er
meer te stellen. Hoe meer een inventaris omtrent dergelijke hoofdzaken
inlicht, des te grooter gerief èn voor den onderzoeker èn voor den archivaris.
3- Zooveel mogelijk duide de beschrijving van een stuk aan, waarom
ket in zekere rubriek geplaatstwerd. De noot bij het archief der Heilige-
Geestmeesters waardeer ik zeer; maar was in aansluiting daaraan het