32
waring gegevene archief zou worden geweigerdeene diergelijke weigering
in rechtstreekschen strijd zou zijn met de bepalingen die bij het in bewa
ring geven van een archief worden opgemaakt. In het Zeeuwsche archief-
depót zijn thans twee kerkelijke archieven opgenomen. De voorwaarden,
waaronder dat is geschied, zullen wel niet noemenswaardig verschillen,
van die, welke bij de opneming in andere depóts worden gesteld. Welnu
daarbij is niet alleen bepaalddat het in bewaring gegeven archief even
toegankelijk zal zijn als de andere archieven van het depót, maar zelfs
is aan den eigenaar of inbewaargever uitdrukkelijk het recht toegekend
de stukken uit het archief tijdelijk terug te bekomen. En opdat alle
chicanes in deze zouden zijn uitgeslotenwordt bij de overdracht van het
archief een proces-verbaal opgemaaktwaarin de stukken kortelijk worden
genoemd, terwijl later een meer uitvoerige inventaris wordt bewerkt,
waarvan de inbewaargever een exemplaar ontvangt. Deze heeft dus de
stukkendie hij wenscht in te zienslechts uit den inventaris aan te
teekenen, en de archivaris is verplicht ze hem toe te zenden.
Blijft over de veronderstelling, dat de archivaris de stukken vervalscht
of vernietigt. De mogelijkheid hiervan moet worden erkend. De kans
bestaatdat de archivarisop gevaar af van met de strafwet in aanraking
te komen (art. 361 wetboek van strafrecht) de aan hem toevertrouwde
archiefstukken opzettelijk geheel of ten deele onleesbaar maakt, ze verscheurt
of iets diergelijks; maar iedereen weet wel, hoe men zulk eene handeling
noemt, en welken naam men geeft aan het individu, dat haar pleegt.
Dat het daarbij volmaakt onverschillig isof de archivaris tot het plegen
van zoodanige handeling uit eigene beweging of op eene aansporing van
hooger hand, gelijk de Kerkelijke courant schijnt te veronderstellen, over
gaat, spreekt wel van zelf. Het geval moge dus denkbaar zijn, er bestaat
toch alle reden om de vrees er voor denkbeeldig te noemen. Of zou
iemand dergenendie zoo gul met deze veronderstelling zijnéén geval
kunnen noemen, waarin een archivaris zulk eene vervalsching heeft ge
pleegd? Hebben de kerkelijke autoriteiten, die hare archieven aan een
rijksdepót in bewaring hebben gegeven, ooit geklaagd over iets dergelijks?
Ik meen van niet.
En is men dan tegen diergelijke handelingen gevrijwaard, wanneer
men zijne archieven niet aan het Rijk toevertrouwt? Is er eene reden
om te veronderstellen, dat zij, wien thans de bewaring der kerkelijke
archieven is opgedragen, ik zeg niet, zooveel eerlijker en braver zijn dan
de rijksarchivarissen, maar in dezelfde mate doordrongen zijn van het
besef van het ongeoorloofde om archiefstukken te verminken of te ver
nietigen? Zoo men de veronderstelling, dat een archivaris het hem
toevertrouwde archief verminken zal, niet wraakt, is er ook geene aan
leiding om de mogelijkheid, dat een kerkelijk beheerder van het archief
33
zulk eene daad pleegtuit te sluiten. Uit een der in het Zeeuwsche
depót berustende archieven is mij zulk een geval bekend. Een kerke-
raadslid werd beschuldigd tijdens eene vacature in een vroeger aktenboek
eene aanklacht, 27 jaren geleden tegen hem ingebracht, onleesbaar
gemaakt te hebbenen hoewel de man zich door een eed van die beschul
dig11!? zuiverde, is het maar al te zeer te vreezen, dat hij slechts een
meineed aan zijn eerste misdrijf heeft toegevoegd. In elk geval de ver
valsching in de aktenboeken is gepleegd, hetzij door hem, hetzij door
een ander. Ik zou intusschen niet gaarne willen beweren, dat hieruit
nu volgt, dat de bewaring der kerkelijke archieven niet veilig aan de
plaatselijke autoriteiten is toevertrouwd, ik heb alleen maar willen aan-
toonen, dat de stukken, onder de kerkelijke autoriteiten berustendeniet
veiliger zijn tegen vervalsching dan wanneer zij in de rijksdepóts worden
bewaard.
Tot slotte nog dit: iedereen is het er over eens, dat de kerk zelve
in de eerste plaats te zorgen heeft voor de bewaring harer archieven;
dat is haar plicht. Maar ieder, die met kerkelijke toestanden en kerke
lijke archieven bekend is, weet tevens, dat de Hervormde kerk in de
vervulling van dien plicht op schromelijke wijze te kort schiet, dat de
zorg voor de bewaring der kerkelijke archieven door het gros der kerke
lijke colleges verwaarloosd wordt. Eindelijk heeft de synode, geprikkeld
door het Rijk, dat op den toestand van verwaarloozingwaarin die ar
chieven verkeeren, gewezen heeft, zich aangegord om paal en perk te
stellen aan die treurige toestanden, zij weet, dat zij daarbij op onwil en
onverstand bij de lagere kerkelijke colleges stuiten zal en dat haar het
gezag en de middelen ontbreken om op afdoende wijze in den nood der
kerkelijke archieven te voorzien, en toch is het eerste, wat zij doet, tegen
de hulp van het Rijk op kwetsende wijze te waarschuwen!
Ziet, ons, archivarissen, al behooren wij niet allen tot het Hervormd
kerkgenootschap, gaat de zorg voor de kerkelijke archieven ter harte, wij
zien voor onze oogen, dat die kostbare documenten door verwaarloozing
te gronde gaan, en men wijst onze hulp terug! Dat is grievend, niet
om de verdenking, die die afwijzing in den mond gaf, maar om de ge-
M®n 'eze slechts het rapport der laatste kerkvisitatie (Ned. Arch. bl. 1900/1
14°)- Ook werd de circulaire van 18 Augustus 1899 (no. 239)tot alle
classicale en provinciale besturen gericht er zijn 44 classicale besturen en 10
provinciale kerkbesturen door 3 classicale besturen en 1 provinciaal kerkbestuur
beantwoord. Daarop werd 11 Augustus 1900 eene tweede circulaire vastgesteld,
die ditmaal ook aan de kerkeraden werd gezonden. Hoeveel antwoorden er inkwamen,
weet ik met. Alleen blijkt uit het verslag in de N. R. C., dat ditmaal 11 classicale
besturen (er zijn er nog altijd 44) antwoordden. ÏTu zal er eene derde circulaire
gezonden worden. De secretaris der synode, die zijne Pappenheimers kent, stelde
zeits voor in plaats van eene circulaire met vraagpunten, een formulier ter invulling
te zenden, om zoo doende de kans op een antwoord te vergrooten.