26 et dyocesi Cameracensi"indictie 15, 10e jaar van paus Innocentius VI, 22 Maart. Dit stuk is volgens den Paaschstijl gedateerd. Ook uit eene latere periode kon de archivaris Gaillard mij een drietal akten mededeelen, gedateerd van 1532 „na stijl van scryvene 's hoofs van Brabant", 1533 „more scribendi gallicano", en 1565 „nae scryven 's hoofs van Brabant". Deze verschillende opgaven schijnen dus het vermoeden te wettigen, dat de Antwerpsche abdij den Paaschstijl volgde. In elk geval mag uit het bovenstaande worden afgeleiddat de Middel- burgsche abdij haar stijl niet aan de Antwerpsche heeft ontleend. Ver moedelijk volgden beiden den plaatselijken stijlen hield men in de Middelburgsche abdij daaraan vast, ook toen de stad Middelburg zich in deze reeds naar den landsheer had geschikt. Het medegedeelde bevestigt dus de veronderstellingdat de orde van Premonstreit in het gebruik van den jaarstijl geene vaste gewoonte, geldende voor alle kloosters der orde, volgde- x> w Polemiek tusschen de heeren Wildeman en Fruin over het deponeeren van de archieven der Nederlandsche Hervormde kerk in de rijksdepots. Gelijk de lezer zich zal herinneren, werd in het laatste nummer van den voorgaanden jaargang (blz. 206) een stukje opgenomen van den heer Wildeman waarin deze ontraadt de kerkelijke archieven in bruikleen af te staan aan het Rijk. De heer Fruin kwam nog in hetzelfde nummer (blz. 207) tegen dat betoog in verzet. Een en ander gaf den heer Wildeman aanleiding tot het schrijven van een „open brief aan Mr. R. Fruin", die met vergunning van den schrijver hier in zijn geheel wordt overgenomen. 's-Gravenhage1 Juni 1901. WelEdelGestrenge Heer! Reeds den 30 Mei, den dag van het verschijnen van het Nederlandscb Archievenblad, afl. 4, 1900/1901, had ik de eer U mede te deelen, dat ik uw protest niet in ons orgaan zou beantwoorden, om in niets gebonden te zijn, en vooral ook om een mogelijken slechten indruk weg te nemen vóór de Algemeene vergadering van Archivarissenuitgeschreven op 8 Juni a.s. Toen ik zeer spoedig na 't inzenden van mijn stukje met titel„Is het wenschelijkdat de oude kerkelijke archieven gedeponeerd worden bij de Rijksarchieven in de provinciën?" daarvan drukproef ontving, kon ik allerminst vermoedendat een afbrekend woord van Uwe hand onder het opschrift: „Een protest" daarop als antwoord zou dienen. 27 Zou het voor alles en allen niet beter zijn geweest, indien u, vóór het afdrukken der afleveringmij in de gelegenheid had gesteldkennis te nemen van uwe afbrekende kritiek. Ik durf gerust aannemen, dat die kritiekalsdan aanmerkelijk gewijzigddit mijn schrijven overbodig had gemaakt. Want, geachte heer Fruin, uwe conclusiën raken (vergeef mij de oneerbiedige uitdrukking) raken kant noch wal, en daarom acht ik verdediging mijnerzijds noodzakelijk. Het standpunt, waarop u mij gelieft te plaatsenkan of zal nooit door mij worden ingenomen. Terwijl u in een noot aangeeftdat u slechts veronderstelt wat mijne bedoeling is (welke vaag zou zijn uitgedrukt)wordt op die veronderstelde bedoeling voortgeredeneerd en mij eene opinie toegedicht, welke lijnrecht tegenover de mijne staat. Ik zal duidelijkheidshalve de aangevallen woorden, welke uw lid- maatgevoel zoozeer hebben geschokthier herhalen „Doch de kerkelijke archieven van 't hoogste belang voor de rechten en de geschiedenis van de Kerkmogen zoo maar niet uit handen worden gegeven. Een ordening daarvan behoort uit den aard der zaak te geschieden door personen, die, behalve gesteund door hun overtuiging, met de geschiedenis der Hervormde Kerk geheel vertrouwd zjjn. Nu zou toch bij het eventueel afstaan van die archieven aan de Rijksarchieven in de provinciën zich het geval kunnen voordoendat die kostbare bescheiden door niet-Hervormden werden onderzocht en geïnventari seerd, en hiertegen bestaan talrijke en zwaarwegende bezwaren. Kiesch- lieidshalve vermijd ik daarover hier verder uit te weiden, doch het is mijne onwrikbare overtuiging, dat door andersdenkenden die verzamelingen niet zouden worden behandeld met d i e toewijding waarop zij zoo ruim schoots aanspraak mogen makenal heeft op enkele plaatsen het beheer in eigen boezem stof tot klagen moeten geven." Nu is het mij te eenen male onmogelijk, daaruit te distilleeren wat u mij toedicht. Waar spreek ik de meening uit, dat de kerkelijke archieven het licht niet mogen zien? en dat om redenen waar over ik kieschheidshalve niet wil uitweiden?? En dat geeft u m ij in den mond, geachte heer, m ij, die 2 winters (1891 en 1892) in het archief der St. Jacobskerk alhier in een allerongezelligst vertrek met zeer primitieve verwarming aanteekeningen verzamelde, waarvan tot heden het licht zag De grafboeken der Groote of St. Jacobskerk te 's-Gravenhage 16201830. 's-HertogenboschRobijns Go., 1898, 224 bl. in 4°. Aanteekeningen uit de Rentmeestersrekeningen der Groote of St. Jacobskerk 15571567. Uitgegeven door de vereeniging „Die Haghe", 154 bl. in 8°.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1901 | | pagina 18