24
klooster betrekking hebbende akten door een bewoner van hetzelfde
klooster middeleeuwsch gebruik wasen dat dan de dateering der oor
konden geschiedde volgens den jaarstijlin het klooster of de orde voor
geschreven of gebruikt, onverschillig of de oorkonde in de bisschoppelijke
of landsheerlijke kanselarij al of niet bekrachtigd werd.
Wilde men deze theorie b.v. in toepassing brengen op de uit het
Cistercienserklooster Assen afkomstige charters nos. 174 en 217 van het
Oorkondenboek van Groningen en Drenthe, dan zouden wij, wat betreft
de dateering der oorkonden volgens den Maria-Boodschapstijl, tot dezelfde
gevolgtrekking komen als de heer Gratama, en wel omdat: ade oor
konden hoogstwaarschijnlijk in het klooster Assen opgemaakt, en bge
dateerd zijn volgens den stijl, die in de Cistercienserorde voorgeschreven
was n.l. den Maria-Boodschapstijl. De gevolgtrekking echter, dat men op
grond van de dateering dezer oorkonden mag aannemen, dat de Maria-
Boodschapstijl als plaatselijken stijl in Groningen en Drenthe gebruikt
werd, zouden wij als zeer onwaarschijnlijk moeten verwerpen, zoolang
niet met zekerheid kan bewezen worden, dat ook de plaatselijke overheid
den Maria-Boodschapstijl gebruikt heeft. Dat men uit de dateering van
charters, afkomstig uit kloosters, niet met zekerheid den plaatselijken
stijl kan opmaken, blijkt duidelijk uit de mogelijkheiddat in een stad
of gewest drie of vier kloosters van verschillende orden waren, die elk
een verschillenden jaarstijl gebruikten, b.v. Cisterciensers, Duitsche Ordens-
heeren, Benedictjjnen en Praemonstratensers. Nemen wij nu eens aan, dat
het een bewezen feit is, dat de Cisterciensers den Maria-Boodschaps-,
de Duitsch Ordensheeren steeds en overal den Kerststijl gevolgd hebben,
dat verder de Praemonstratensers en de Benedictijnen in het volgen van
een stijl vrij waren, en dat in ons aangenomen geval de eersten den
Nieuwjaarsstijl, de tweeden den Paaschstijl volgden, dan zou toch niemand
met eenige zekerheid willen beweren, dat de een of andere stijl, door de
kloosters gebruikt, ook de plaatselijke stijl ware, tenzij dat men beslist
kan aantoonen, dat een van de vier kloosterorden gewoon was den plaatse
lijken stijl aan te nemen.
Zoolang dit onderwerp niet nauwkeurig onderzocht is, schijnt het
daarom voorbarig conclusiën in deze te trekken.
Hierop de aandacht te vestigen en een nader onderzoek uit te lokken
is dus ook het doel van deze studie. Mogen de resultaten van diergelijke
onderzoekingen spoedig het gemeengoed van ons allen worden.
M. SCHOENGEN.
25
Naschrift.
Met vergunning van den heer Schoergen voeg ik aan zijn opstel
eene korte aanteekening toeten einde mededeeling te doen van wat mij
omtrent den jaarstijl van een paar kloosters van de orde van Premonstreit
gebleken is. Bij het bewerken van den inventaris der Middelburgscbe
abdij had ik nl. ook den daar gebruikelijken jaarstijl vast te stellen. Het
daaromtrent ingestelde onderzoek leidde tot een verrassend resultaat: de
abt en zijne ondergeschikten gebruikten noch den Paasch-, noch den
Boodschap-, noch den Kerststijlmaar begonnen het jaar met 1 Januari,
De gronden, waarop deze conclusie steunt, kunnen hier niet uiteengezet
worden, ik hoop dat later elders te doen. Voor het oogenblik kan ik
alleen verklaren, dat een uitvoerig onderzoek aan het nemen dezer
conclusie is voorafgegaan, en dat te meer omdat het gevonden resultaat
in strijd is met elke vooraf gemaakte veronderstelling. Men zou verwacht
hebben, dat de abdij hetzij den stijl der diocese Utrecht, hetzij dien der
grafelijke kanselarij, dus Kerst- of Paaschstijl, zou hebben gebezigd. Dat
zulks niet het geval bleek te zijngaf mij aanleiding te vermoedendat
wellicht de Jaarsdagstijl door de Middelburgsche abdij gebezigd werd in
navolging van andere Norbertijnenkloosters, met name van de St. Michaels
abdij te Antwerpenwaarvan de Middelburgsche eene dochter was. Ik
wendde mij dus tot den archivaris in de provincie Antwerpen, die mij
een aantal dateeringenaan het cartularium der St. Michaels abdij ont
leend, mededeelde. Uit de volgende data is omtrent den stijl dier abdij
eene conclusie te trekken.
1331, indictie 14, 16e jaar van paus Johannes XXII, voorlaatsten
Februari. Het pausjaar wijst hier op den Paasch- of den Boodschapstijl,
de indictie op den Kerst- of den Jaarsdagstijl.
1344, indictie 13, 3e jaar van paus Clemens YI, 31 Januari. Hier
bewijzen zoowel het indictiecijfer als het pauselijk jaar, dat de Paasch-
of de Boodschapstijl gebezigd is.
1348 „secundum stilum scribendi in civitate et dyocesi Cameracensi",
indictie 2, 7e jaar van paus Clemens YI, 3 Maart. Hier is volgens alle
kenteekenen de Paaschstijl gebezigd, die in het bisdom Kamerijk gold.
1349, indictie 3, 8e jaar van paus Clemens YI, 18 Januari. Ook
hier is hetzij de Paasch-, hetzij de Boodschapstijl gebezigd.
1353, indictie 6, 2® jaar van paus Innocentius YI, 24 Maart Ook
hier wijzen alle kenteekenen op den Paasch- of den Boodschapstijl.
1355 „secundum stilum scribendi in dyocesi Cameracensi, indictie 9,
4e jaar van paus Innocentius YI, 7 April. Zonder twijfel is hier de
Paaschstijl gebruikt.
1361 „secundum modum, stilum et consuetudinem scribendi in civitate