22 is. Doch diezelfde Petrus Venlo, abt van Mariëngaardelegde op 10 November 1540 met de conventualen dier abdij eene verklaring af, betreffende de overeenkomst met Karei V getroffen omtrent bet bezit van landerijen in het Bildt. Hieruit blijkt, dat de Haria-Boodschapstijl of de Paaschstijl moet gebruikt zijn. Het is mij helaas niet mogelijk geweest aangaande den jaarstijldoor de Prsemonstratensers gebruikt, een nader onderzoek in te stellen, daar in het rijksarchief in Friesland geen charters, uit Prsemonstratenser kloosters afkomstig, berusten. Dat echter op de Prsemonstratensershoewel zij „lato sensu" tot de Augustijnen moeten gerekend worden, de algemeene regel, door Posse opgesteldniet toepasselijk ismeen ik uit het bovenstaande te mogen afleiden. Dat de Reguliere kanunniken den Maria-Boodschapstijl zouden ge volgd hebbenkanwat Friesland betreft, door één bewijs gestaafd worden. Wij zagen reeds, dat Worp van Thabor 2) den Marcellusvloed in 1218 plaatst en dus, tenminste voor de vermelding van dit feit, den Maria- Boodschapstijl gebruikt. Hij erkent echter zelf de geschiedenis van den Marcellusvloed overgenomen te hebben uit den „Dialogus miraculorum" van Csesarius van Heisterbach. Nu kan men van een man als Worp, die omvattende kennis bezat en vrij vertrouwbaar historicus istoch moeilijk aannemen, dat hij Csesarius' relaas zonder meer heeft overge schreven. Dat de Cisterciensers den Maria-Boodschapstijl gebruikten, moest hem bekend zijnwant het klooster Thabor en het Cistercienserklooster Oldeklooster grensden aan elkaar. Bij verschil van stijl zou hij zeker niet verzuimd hebben den door Csesarius gebruikten stijl te veranderen. Te minder, omdat men mag veronderstellen, dat hem ook uit andere kroniekendie niet volgens den Maria-Boodschapstijl vervaardigd waren het feit bekend was en hij dus op het verschil opmerkzaam werd ge maakt. De definitieve beslissing, of de Reguliere kanunniken, in 't bij zonder die van de congregatie van Windesheim, den Maria-Boodschapstijl gebruiktenmoeten wij overlaten aan hendie de chartersuit deze kloosters afkomstig, onderzoeken. Slechts wil ik hier aanstippen, dat de met de Windesheimer nauw verwante Fraterheeren niet den Maria-Boodschapstijlmaar den Kerststijl gebruikten, gelijk blijkt uit eene oorkonde van 28 December 1423. 3) Cannegieter V., Iets uit het leven van sommige abten van het klooster Mariëngaard onder Hallum, Friesche Volksalmanak 1894, p. 58, maakt op het verschil der dateering opmerkzaam. Deze akte is uitgegeven door A. W. Wybrands, in de Gesta Abbatum Orti Sancte Marie, Leeuwarden 1879, p. 266 vv. 2) Chronicon p. 150. 3) Afgedrukt in het Archief v. h. Aartsbisdom Utrecht, V, p. 180. 23 De Duitsche Ordensheeren hebben van den beginne af en overal den Kerststijl gevolgd en hebben zich niet bekommerd om den stijl, door wereldlijke of geestelijke autoriteit aangenomen. Het is mij daarom niet duidelijk, waarom de bewerkers van het oorkondenboek der Duitsche Orde voor de Hollandsche stukken den Paaschstijl en niet den Kerststijl gebruikt hebben. 2) M. i. is het moeilijk aan te nemen, dat de uitgebreide Duitsche Orde voor het kleine graafschap Holland eene uitzondering zou gemaakt hebben. De Benedictijnen schijnen bij de jaarbepaling zich gehouden te hebben aan de tijdrekening, die in het land of in het bisdom waarin zij leefden gold, en in deze geen voor hun orde bindend voorschrift te hebben gehad.3) Stukken uit Friesche Benedictijnen-kloosters stonden mij ter contro leering niet ten dienste. Slechts de berichten omtrent het volgen van den Kerst- en Paaschstijl in de abdij Egmond zijn mij bekend. De aanteekening uit het Necrologium Egmondanum 4) „Anno 1255 Rex" kan m. i. niet als een afdoend bewijs voor het volgen van den Paaschstijl beschouwd worden, omdat Paschen in 1255 op den 28sten Maart en in 1256 op den 16den April viel. Evengoed konden zij dus ook den Maria-Boodschapstijl gebruiken. Dat de Johannieters en de latere ordenmet name die der Domini- kanen en Franciskaneneen eigen stijl volgdenis mij nergens gebleken. Wat de orde der Johannieters betreft, hoop ik in de talrijke charters, afkomstig uit hun klooster „Het Hospital" bij Sneek en thans berustende in het rijksarchief in Friesland, nadere gegevens te vinden, die verge leken met de dateering van chartersafkomstig uit hun andere kloosters als te Utrecht, Haarlem enz., ons volledige zekerheid omtrent deze kwestie zullen geven. Het behoeft geen betoog, dat de beantwoording der vraag, of een geheele orde steeds en overal onafhankelijk van het landsheerlijk of bis schoppelijk gezag een eigen stijl gebruikte, van het grootste belang is voor de juiste dateering eener oorkonde en in de tweede plaats voor de bepaling van den plaatselijken stijl. Vooral van belang, wanneer wij de opvatting van Posse 5) e. a. deelen, dat het opmaken van de op een Vergl. Posse, Privaturkuuden, p. 102; Grotefend, Zeitrechnung, I. p. 206. Riihl, Chronologie, p. 38: „In Livland hat er (de Kerststijl) dagegen trotzdem dass der deutsche Orden sein Jahr immer mit Weihnachten begann, erst allmablich das Marienjahr verdrangt". 2) Vergl. 8. Muller Fz., Bijdragen, p. 14. 3) Vergl. Posse, Privaturkunden, p. 102, noot 3. „Die Benediktiner scheinen keinen iiberall giltigen Jahresanfang gehabt, sondern die landes- und diöcesaniib- liche Zeitrechnung beobachtet zu haben.'' 4) Van den Bergb, Oorkondenboek I, p. 334. Vergl. ook S. Muller Fz., Bijdragen, p. 13 en p. 23 noot 1. 5) Privaturkunden t. a. p.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1901 | | pagina 16