16 uitgaaf te ondernemen van belangrijke geschiedbronnen, wier publicatie niet mag worden overgelaten aan de gril van het toeval of aan de zelfopoffering van een hongerlijdenden enthousiast. Zulk een maatregel ware eene tijdelijke oplossing, geboden door den nood der tijden, een noodmaatregel, die overbodig zal worden, zoodra voor de beoefening der geschiedenis ten onzent betere tijden zullen aan breken, of zoodra na een menschenleeftijd de inventarissen onzer rijksarchieven allen gedrukt zullen zijn. Een tijdelijke maatregel dus, maar die tijdelijk geld moet kosten en die dus niet zonder inspanning zal kunnen worden verkregen. Zonder hoop op de vervulling dezer wen- schen zou ik niet zijn, indien het niet te vreezen was, dat ons eerlang de steun zou ontvallen van den man, aan wien wij reeds zooveel te danken hebbenvan hemdie met vaste hand orde heeft geschapen in den chaos van het Nederlandsehe archiefwezen, van Victor de Stuers. Vijf en twintig jaren hebben wij genoten van zijne verstandige zorg en zijn machtigen steun. Geen wonder dus dat velen onzerdat bijna alle rijksarchivarissen de gelegenheid hebben aangegrepenom hem den dank uit te sprekendie hunne harten vervulde. Zij hebben dit gedaan door het samenstellen van een aan den heer De Stuers opge dragen albumdat de afbeeldingen bevat onzer elf nieuwe rijksarchief gebouwen met korte historische bijschriften. Eene verzamelingdie tegelijk aan belangstellenden ook buiten onze grenzen een tastbaar bewijs zal leveren van de verbetering, die in den materiëelen toestand der Neder landsehe rijksarchieven gekomen is. Dankbaar toonden wij ons. En er was reden toewant de toestanden zijn verbeterd. Maar zij zijn nog geenszins geconsolideerd: nog kunnen wij den steun van De Stuers niet missen. En daarom vervult zijn dreigend verlies ons met schrik. Wij hopen, dat de door hem gegevene impulsie blijvend zijn zal. Maar toch, wij kunnen niet zonder angst de toekomst te gemoet zienomdat wij dan verder uitsluitend zullen moeten vertrouwen op onze eigene krachtende krachten van ons kleine corps. En met te meer droefheid gevoelen wij dus eiken slag, die ons treft en die een lid wegneemt uit dezen kleinen kring. Ook dit jaar zijn ons geene verliezen gespaard: Brouwer Ancher en Dozy zijn ons ontvallen! Brouwer Anciier hebben wij weinig gekend hij was een zeldzame gast op onze vergaderingen en zij die daar een enkele maal de hooge gedistingeerde gestalte met de fijne blanke handen hebben gezienmogen wel gedacht hebbendat haar beter paste het officiëele feestkleed aan den keurigen disch dan het werkpak van den archivaris wiens handen te dikwijls bevuild worden door het stof der eeuwennu en dan ook wel door het oppermanswerk. Maar toch wij hadden het warme afscheids woord van ons medelid Veder niet meer noodig om het te weten, dat 17 deze oppervlakkige indruk onjuist was. Want reeds het keurige boekje over De Gilden had ons de overtuigiug geschonkendat in Brouwer Ancher een serieuse werkman schoolvan wiens verstandigen ijver wij nog veel goeds hadden mogen verwachtenals de onverbiddelijke dood hem langer voor ons had gespaard. Maar veel meer toch dan het heengaan van dezen broederdie zich wat verre van ons gehouden heeft treft ons de onverwachte dood van Dozy een der oprichters onzer vereeniging die ons trouw gebleven is tot het einde toe. Veel hebben wij in hem verloren! Geen medewerker, die door onstuimige impulsie ons aandreef tot groote ondernemingen of zelf met taai geduld groote dingen voor ons volbracht. Hij miste de gaaf van zelfbepaling en van volharding ter bereiking van het eenmaal gekozen doel. Veel minder heeft hij daarom tot stand gebracht dan zij, die zijne vele goede eigenschappen kenden met reden wel verwacht hadden. En daarbij versmaadde de bescheiden man altijd de handigheid die zonder te pralen met het verrichttetoch het volbrachte werk op den voorgrond weet te plaatsen in het volle daglicht. Dat hij aan de staddie hij lief had, een voortreffelijk archiefgebouw heeft verschaft, is nooit met dank baarheid vermeld. Dat hij het reusachtige Leidsche stadsarchief, verspreid in verschillende gebouwen over tal van vertrekken en op onherbergzame zolders, in het nieuwe archiefpaleis niet alleen heeft samengebracht, maar ook geheel georganiseerdis een feit van beteekenisdat niet alleen nooit gewaardeerd, maar zelfs nooit uitgesproken is. Dat hij eindelijk van deze geheele reusachtige massa een globalen inventaris heeft samengesteld weet ongeveer niemand dan ik, die het stuk eens bij toeval in zijne handen zag. Want zoo was hij! Deze inventaris was kort en onvolledig; er waren daarin lacunesfouten wellicht. Ed liever dan dit stukdat hem niet bevredigde, publiek te maken en de beheerders en gebruikers van zijn archief te verplichten door de uitgave van zoo nuttige gift, verkoos hij beminnelijk maar onpraktisch als hij was! te wachten, totdat de definitieve inventaris van het geheele archief gereed zou zijn waarvan hij droomde, maar die zelfs een vlugger en handiger werkman dan hij zonder hulp nooit zou hebben voltooid, al was hem nog het vierde eener eeuw toegemeten geworden. Zeker, onpraktisch was hij! Maar juist die eigenschap, die ons wel eens deed glimlachen, maakt de herinnering aan hem, nu wij hem met weemoed herdenken, te aandoen lijker. Want hij was een echte idealist, die gaarne het goede zag en het beste hoopte. Wij zullen hem niet vergeten met zijne eigenaardigheden: zijne onvermoeide strijdlust voor de zelfstandigheid der gemeentearchieven die hij bedreigd achtte door de centralisatiezucht der Regeering; met zijne liefde voor de stad, waarmede zijne familie was samengegroeid, en waarvan hij elk hoekje kende en waardeerde; met zijn enthousiasme

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1901 | | pagina 13